Zuid Oost Drenthe en zijn bevolking

Onbekende oorsprong Archief Spiker

Zuid Oost Drenthe en zijn bevolking

 

Wanneer we reizen in de vreemde, dan worden we dikwijls getroffen door machtige natuurtaferelen vooral door de tegenstellingen met de natuur hier te lande, toch zijn we eenmaal weer thuis, dan zullen we niet zelden tot de erkenning komen, dat het schoon van eigen bodem ons toch liever is, omdat we daarmee als ’t ware zijn samen gegroeid.

            En ons land heeft zijn schoonheden; elk gewest elke streek elk dorp, zelfs onze verloren echte Z.O.Drente, willen we echter land en volk leren liefhebben, dan moeten we alle voordeel op zij zetten en niet, in voor uit spreken van achterland, negorij enz. Nee dames en heeren leeren zien, de zeden en gewoonten met hun dikwijls zoo kleurrijke geschiedenis keeren kennen, hun dialect beluisteren en we zullen een zuiverder begrip krijgen, zooniet van patriottisme, van toch, van heimats liefde. Deze heimats liefde mag natuurlijk niet vergroeien tot provincialisme of chauvinisme maar zij moet er toe leiden, dat ons land de waardering van zijn eigen inwoners zal krijgen.

Als verblijdend verschijnsel hebben we de laatste jaren kunnen opmerken een herleving van de liefde voor eigenland en volk. De toeristenbond met z’n tienduizenden leden, de vereeigingen voor vreemdelingen verkeer en vooral niet te vergeten onze folkloristen hebben alle het hunne er toe bijgedragen dat ook wij Nederlanders Nederland leeren kennen.

Dames, Heeren! Deze streek van Drente behoort tot de meest vergeten hoek van ons land.

Hadden we geen malaise in ’t veenbedrijf gekend en had Amsterdamscheveld niet zijn heilschendende kerkdiefstal gehad, driekwart der bevolking van ons land zou niets van ons hoekje aarde afweten.

En toch verdient deze streek volop onze aandacht. Hoe telrijk zijn niet de oude volksgebruiken hoeveel is niet van de oude zede bewaard gebleven. Hoe typisch juist en kernachtig zijn niet de gebruikelijke uitdrukkingen zegswijzen en spreekwoorden, al klanken ze in onze vorm soms wat ruw.

Ik wil trachten, Dames en Heeren u hier in ’t kort het meest typische van het oude landschap naar voren te brengen. In ’t bijzonder wil ik mij dan bezig houden met de uiterste Z.O.hoek van onze provincie gelegen oostelijk van Coevorden, Zuidelijk van Emmen en de daarbij aansluitende driehoek van de grens tot aan de Ems.

In de tweede helft der 18e eeuw is, vooral op aanraden van de bisschop van Munster dit hoogveen gebied in cultuur genomen en bewoond geworden. Verschillende plaatsen zooals Nw. Schoonebeek, Oud Erika, Barger Compascuum en niet te vergeten Munsterscheveld zijn van afkomst Munsteraansch.

Een klein gedeelte kolonisten kwam ook uit het Oldenburgersche en de omstreken van Hannover. Ze woonden eerst in armelijke huisjes en hutten en het hoofd middel van bestaan

Was veeteelt vooral schapenhouderij. De gebinten van hun huisjes brachten ze dikwijls van elders mee om ze hier weer op te richten.

Daar de bodem zeer moerassig was, ging dit vaak met groote moeilijkheden gepaard. Mijn overgrootvader een van de eerste kolonisten van Lintlok bij Tütenbroch in het jaar 1807 had drie dagen zand aangereden voor de fundatie van een te bouwen huis. Toen hij op de morgen van de vierden dag wakker werd, zag hij in plaats van een zandhoogte een kuil; het gewicht van het zand had alles in den weeke bodem doen verdwijnen.

Daar de gronden bijna geen waarde hadden – een heele boerenplaats werd verkocht voor een schaap, zelfs voor een pond tabak – en het ongerepte, nog met heide bedekt veen uitstekend geschikt was voor den verbouw van boekweit, kwamen de bewoners betrekkelijk vlug tot eenige welstand. Vooral ook, voordat de bevolking vlijtig en spaarzaam was. Ze beleden alle, zonder uitzondering de Katholieke Godsdienst, Kerken waren er nog zeer weinig en die er nog waren, deden dikwijls tevens dienst als school.

Een der oudste kerken was die van Wesuwe, oostelijk van Schöningsdorfer veengebied. Het naburige Twist kreeg z’n schoolkerk in 1788 (in 1795 werd de eerste Godsdienst oefening gehouden). Dit dorpje Twist speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van het ontstaan der hoogveen dorpen. Daar er voortdurend strijd was tusschen Holland en Munster over de grensscheiding, werd de hulp ingeroepen van de regeering van Munster. Toen deze ter plaatse de zaak ging onderzoeken, werd haar aandacht gevestigd op de uitgestrekte veenlokatie, die op ontginning wachte. De naam Twist herinnert nog aan de voortdurende twisten tusschen beide landen.

De kerk te Nieuw Schoonebeek werd gebouwd in 1849 die van Erika in 1870.

Wilden de eenzame veenbewoners na 6 dagen zware arbeid des zondags de H-Mis bijwonen, dan ging dit vooral in de winter met groote moeite gepaard. De dikwijls uren lange kerkeweg was vaak onbegaanbaar. De mannen moesten meermalen de vrouw op de rug door de modder dragen, in de herberg bij de kerk werd dan van kleeren gewisseld. Met begravenissen was nog treuriger gesteld. Met paard en wagen den weg te berijden was in den winter onmogelijk. Dan spanden de menschen zich zelf voor den wagen, een z.g.n. halve wagen waarop de lijkkist was vast gebonden of droegen de doode, vaak uren ver naar de laatste rustplaats.

Met het schoolwezen was het niet veel beter gesteld. De eerste schoolen dateren uit de jaren 1780 – 1800.

Van geregeld schoolbezoek was geen sprake ’s zomers werden zelfs de scholen gesloten. De gebouwen hadden heel vaak, even als de woonhuizen leemen wanden, vol reten en splete, waardoor des winters de koude wind blies. De kinderen zaten op banken zonder leuning, in ’t midden brande een haardvuur, waarvoor elk kind dagelijks een turf mee moest brengen. De onderwijzers hadden  geen bevoegdheden, het ambt van onderwijzer was heel vaak erfelijk in de familie. Ze hadden een inkomen van ±1 gld. Per leerling en per jaar.

De voeding der bevolking bestond hoofdzakelijk uit aardappelen brij en brood en pannekoek. Dat ze gezond en sterk bij blijven blijkt wel hieruit, dat de mannen een mud boekweit op den rug naar Coevorden of Meppen ter markt brachten, evenzo de te verkopen kalveren. Bekend zijn ook de verhalen over “Härke Harm”, die een koe bij de horens uit de sloot tilde en drie mud rogge tegelijk uit Holland smokkelde; onder elken arm een mud en een op ’t hoofd.

Die geen paard bezat trok meermalen den ganschen dag de ploeg of de eg. – Geneeskundige hulp werd zelden in geroepen, dit zou trouwens ook in vele plaatsen onmogelijk zijn geweest, daar de naast bij zijnde arts vaak 20 – 30 Km ver woonde. Zooveel drukker werd echter gebruik gemaakt van allerlei huis middeltjes en kwakzalverijen, terwijl ook de besprekers en bezetters het zeer druk hadden, doch hiervoor straks nader.           

De kleding was eenvoudig, doch duurzaam. Voor grondstoffen gebruikte men eigenbewerkt linnen en het z.g.n. wellaken. Deze laatste stof diende voor mannen kleding en was onverslijtbaar. Bij de vrouwen was verder typerend de z.g.n. strieprok, de eerste met verticale de andere met horizontale strepen, van eigen gesponnen wol gemaakt bij voorkeur in de kleuren groen en door gestreept. Op het hoofd droeg de vrouw des zondags de top muts, die dikwijls met kostbare zijde en kant bewerkt was, terwijl over de schouders de krigendoek werd gedragen. Bij de oudere vrouwen komt deze dracht op Schoonebeek nog vrij algemeen voor. Dat de heden daagsche bubihaarsnit niet origineel is, blijkt wel daaruit dat de moeders en grootmoeders in deze streken reeds het haar kort geknipt droegen onder het z.g.n. käptien, een mutsje dat in de week wordt gedragen. Groote gouden oorbellen en het hangkruisje was de eenige goudsmuch.

            De openbare vermaken bestonden op de eerste plaats in de eens per jaar gehouden kermis. Bij deze gelegenheid was dansch de hoofdschotel. In mijn kinderjaren heb ik nog meermalen gezien, hoe bij de jonge mannen reeds na de eerste dans de jassen uitvlogen; in de boezeroen werd verder den dag doorgesprongen, want van behoorlijk dansen was, door de grote menigte liefhebbers geen sprake. Aan Baches werd op zo’n dag meer dan ruim geofferd.

            Het dialect door de bevolking gesproken wijkt als gevolg van de verschillende afkomst, sterk af van dat der overige Drentenaren. Allen spreken het Munsterlandsch of naukeuriger gezegd het Emslander plat. Wie nader studie wenscht te maken van dit dialect wil ik gaarne van eenige bronnen helpen.

            Laten we nu eens nagaan, Dames en Heeren, wat er van de oude gewoonten en gebruiken nog is overgebleven.

Maken we een indeling naar de tijd van het jaar, dan komen we eerst de nieuwjaarsvisites en het nieuwjaarswenschen. Het z.g.n. nieuwjaar lopen behoort op de meeste plaatsen gelukkig tot het verleden. Het bestond hierin, dat jong en oud op nieuwjaars dag er op uit trok, om “Neijoar” te wenschen. De grooten werden bij die gelegenheid getracteerd op snaps, de jongens en meisjes op koekjes, de z.g.n. plasjes en nieuwjaars koeken, terwijl deze ook al op iets uit een glaasje werden getracteerd, meestal honingnat of jenver met water aangelengd.

            Een ontstellende hoeveelheid Duitsche foezel werd met nieuwjaar en de eerst komende dagen verwerkt. Dronkenschap en vechtpartijen bleven dan ook niet uit. Op nieuwjaarsdag behoorde men tweemaal dronken te zijn; eerst ’s middags uit de Hoogmis, vervolgens ’s avonds, als na ’t uitslapen van de eerste roes opnieuw met geluk en zegen gevent werd.

            De nieuwjaars visites, die in de eerste 6 weken van het jaar plaats vonden en die ook nu nog geregeld gehouden worden, kenmerken zich door de croniek schandaaleuse en de heiliksnakerij, beide vooral vroeger stevig begoten met alcohol. Met spinnewiel dat vroeger trouw werd meegenomen, wordt tegenwoordig thuis gelaten. In verschillende Drentsche dorpen en ook in de Graafschap Bentheim, treft men nog de echte spinvisites aan. 

            Ook de vasselaovend viering bekomt gelukkig tot het verleden. Dit feest is met drie woorden te karakteriseren; danshuis muziek en drank. De kosten hier van werden op meerdere plaatsen bestreden, doordat de jongelui vaste bijdragen moesten leveren in narura; de jongens twee en de meisjes een spint rogge.

            Op enkele dorpen trokken met vasten avond Dinsdag de jonge mannen van huis tot huis, het geheele dopr door, om overal spek en worsten op te halen, die dan ’s avonds in de herberg gezamenlijk onder dans spel en drank werden verwerkt. Wie niet vrijwillig bijdroeg, of voor gierig bekend stond, moest onvrijwillig het meeste offeren.

            De vastentijd werd bijzonder ingetogen doorgebracht. De jongens keken in die tijd zelfs hun meisje niet aan. Voor de kinderen brak een drukke tijd aan, het paaschvuur slepen nam een aanvang. Weken lang werd met onafgebroken ijver hout verzameld, elk in zijn eigen buurt. ’t Heeft mij in mijn schooljaren heel wat broeken gekost.

            Als Palmzondag was gekomen, werd de paasvuur actie onderbroken; de palmbos had alle belangstelling. Als versiering dient zonder mankeeren een haantje, een sinasappel of een gewone appel met een rood blosje, die de geheele winter hiervoor zorgvuldig gespaard wordt.

            Na de palmwijding keren alle kinderen huiswaarts, ’t gaat er om wie ’t eerst bij buurman is, om een takje palm in te ruilen tegen een paaschei.

Als een goede week ten einde loopt, wordt de laatste hand aan het paasvuur gelegd. Nu helpen ook de groten met paard en wagen. De houtmassa is nu nog door de kinderen een groote hoeveelheid stroo, riet oude manden en bezems bijeen gezameld onder het zingen van een liedje:

Heije nog wat ouwe manden

Die we van avond branden

Hij je nog ’n bosje stroo of riet

Anders brand ons paasvuur niet.

            Zodra de schemerig is aangebroken, verzamelt zich oud en jong om de houtstapel als eens de oude Germanen om het offervuur. Eindelijk is het groote moment gekomen; ’t vuur wordt ontstoken. Zoodra de vlammen flink oplaaien, beginnen de tongen los te raken. Regelmatig keeren ieder jaar dezelfde moppen en aardigheden terug, die nu eenmaal hooren bij de plechtigheid. Vroeger werd om het paaschvuur gezamenlijk het rozenhoedje gebeden, tegenwoordig wordt er een liedje gezongen. Streng wordt er opgelet, dat niemand buiten de buurt toeschouwer is. Wordt er iemand ontdekt, dan zijn er samen enkele jongelui klaar,om de vreemdeling met houtskool tot moor te maken.

            Een paar eigenaardige gebruiken bestaan ook nog bij het verhuizen van het dienstvolk dat steeds 1 mei plaats vindt. De knechten en meiden worden door hun nieuwe boer per wagen gehaald. De nieuwe dienstbare neemt hierop naast haar kan of kist plaats (vandaar de naam kistenwagen). Ieder heeft het recht, zoon kistenwagen aan te houden. De kinderen krijgen dan wat centen, de volwassenen wordt iets uit de flesch aangeboden.

            Op de plaats van bestemming hebben de jongelui uit de buurt zich reeds verzameld en staan bereid, de kist te helpen afladen. Natuurlijk is die zoo zwaar, dat ze onmogelijk te tillen is. Eerst na een hartversterking lukt het beter. Als de deuropening te eng is om de kist door te laten, helpt ook smeren onfeilbaar.

            Betreft de verhuizing nu een vrouwelijke hulp, dan moet deze zorgen,zoo gauw mogelijk onder de schouw te komen, zoo lang zij deze vrijplaats nog niet heeft bereikt, mag ze door iedereen worden “gedoopt”.

            Dienst personeel wordt als lid van het gezin beschouwd, spreekt de boer en boerin ook bij de voornamen aan.

            Het hoogveen gebied is de streek van de berken. Zij brengen leven en afwisseling in het anders vrij sombere landschap, zorgen voor kleur en lijn. Vooral in de meimaand met zijn jong frisch groen is de berk de sieraad van de wegen. Nu is er een oude gewoonte bij het Saksische volk, om in dien tijd de huizen met jonge berken groen te tooien. Vooral de pinksterdagen worden hiervoor uitgezocht. Dit versieren der huizen behoort tot het verleden; tenminste in onze omstreken. In het Osnabüchseland bestaat het nog . bewaard gebleven is het gebruik, dat met de pinksterdagen de jonge meisjes een uit hun midden als Pinksterbruid verkleed. Deze wordt getooid met jong groen en bloemen, terwijl door een masker het gezicht wordt bedekt.

            Nu wordt van hui tot huis getrokken onder het zingen van een versje: Wie niet kan raden wie de Pinksterbroed is, moet een kleine gift schenken. Dit geld wordt na afloop verdeeld of zooals de laatste jaren meer gebruikelijk wordt aan de missie geschonken.

            De eerste zondag na st Jacobs wordt nog een oogstfeest gevierd het z.g.n. stoppelfest. Dansen en drinken was hierbij vroeger schering en inslag.

Dit feest behoort langzamerhand tot het verleden.

            De herfsttijd heeft en rustig verloop. Behalve de aardappel bals is er in dien tijd weinig aan de orde.

            Bij het z.g.n. aardappelbouwen het uitploegen der aardappels met een aantal schudders en gaarders wordt ’s avonds op de boeren deel gedanst. De meeste Schoonebeekers hebben het dansen bij deze aardappelbals geleerd.

            Eindelijk is de advent tijd aangebroken; de advent trommels worden voor de dag gehaald. Daar dit gebruik ook elders in de oostelijke provinciën voorkomt, behoef ik dit niet nader te beschrijven.

In mijn kinderjaren namen wij ons instrument met kerstmis mee naar de nachtmis, het geheele dorp door werd geblazen tot je bulten achter je ooren had. Geen nood, dat er zich die nacht iemand versliep.

            De avond van de 5e December komt sinterklaas met z’n vrouw en zoon van uit Saksen naar het Moorland. Dit oude gebruik, dat nog op vele plaatsen bewaard is gebleven, herinnert ons heel weinig aan de H. Bosschop Nicolaas.

            Met z’n drieën een verkleed als vrouw de vader een afgeleefde grijsaard met lange witte baard en een groote bult en de zoon een huwelijks candidaat, alle drie gemaskerd, trekt men onder geleide van alle jongenlui van huis tot huis, de geheele buurt door. In elk huis laat men de kinderen bidden en als belooning wordt lekkers rondgedeeld. Tot zoover is alles vrij onschuldig. De “besse” echter lijdt aan ouderdomszwakte en moet in elk huis een hartversterking hebben. Overal wordt verhaald (in het Duits) van de lange moeilijke reis van uit Saksen en wordt de zoon voor gesteld als op zoek naar een vrouw. Zijn in een gezin huwbare dochters, dan gedraagt zoon lief zich dikwijls verre van geland. Alles bij elkaar genomen kan dit gebruik niet anders genoemd worden dan een gelegenheid waarbij de jonge kerels hun ruwheid en onmatigheid kunnen uitvieren. In Schoonebeek bestaat het sinds eenige jaren niet meer.

            Het sinterklaas spelen op deze wijze zal wel ontstaan zijn uit een samen groeien van ons sint Nicolaas en het Duitse Weinachten fest. De personen althans wijzen op de weinachtsman en knecht Rupnecht. Doch wie wordt dan door de vrouw voorgesteld?

            Dat voor de drie personen de H.familie wordt voorgesteld, zooals sommigen meenen, lijkt mij zeer twijfelachtig. Het optreden van het drietal wijst althans zeker niet in die richting.

            Hiermee zijn de gebruiken op vaste tijden van het jaar besproken rest ons nog die bij bruiloften, begrafenissen enz.

            De directe voorbereiding voor het huwelijk ligt bij de ouders. Wanneer er in Januari drok visiet wordt tusschen twee families, dan kan men gerust aannemen, dat er met Mei getrouwd wordt.

De verloving heeft plaats eenige weken voor de bruiloft. Tot zoolang zie je de jongelui dan ook zelden samen tenminste niet overdag.

            Het z.g.n. introuwen bij de ouders is regel. Als moeder oud wordt of als ’t dienstvolk schaars is en de loonen hoog, dan moet er maar een jonge vrouw komen; dat is een goed koope werkkracht. In huis blijft de moeder het regiment voeren; de jonge vrouw is meestal niet meer dan dienstbode.

            Op zondag van de 2e afkondiging wordt het z.g.n. biesmietersmaol gehouden. Vriendinnen en familie der bruid worden uitgenoodigd bij welke gelegenheid allerlei geschenken worden aangeboden. Dit biesmietersmaol wordt elders aangetroffen onder de naam van vörbruiloft of broedtroosterije.

            Dien zelfde avond krijgt de vroegere minnaar van de bruid een pop in een boom dicht bij zijn huis. Deze pop stelt dan de vroegere geliefde voor, die nu in een roerende brief afscheid neemt. Deze brief, waarvan over ’t heele dorp afschriften worden verspreid, is meestal wel wat drastisch geschreven, terwijl dikwijls harde waarheden worden gezegd.

            Als eindelijk de huwelijksdag bepaald is, wordt de Prachtieus neuger, meestal een der ongehuwde broes der bruid, er op uit gestuurd, die de gasten uit te noodigen. Zijn hoed is versiert met linten en strikken; in de hand draagt hij een stok, waaraan elke genodigde verplicht is een zijden lint te binden. In zijn zak draagt hij een flesch, waaruit hij bij ’t binnenste de een glaasje aanbiedt. De uitnodiging wordt gedaan in de vorm van een vers van wel een paar honderd regels. Af en toe wordt even gepauseerd als de keel wat erg droog wordt. Raakt de flesch leeg dan moet deze te huize waar het laatste glaasje getapt is weer gevuld worden.

            Op de trouwdag is reeds vroeg het huis vol gasten; - een paar honderd genoodigden is geen zeldzaamheid op een boerenbruiloft -. Als na de kerkelijke inzegening het bruidspaar zich naar huis begeeft, wordt dit aan de baanderdeur door alle genoodigden ontvangen. Een der naaste familie leden biedt het bruidje een glas met water aan. Deze drinkt hieruit en gooit daarna het glas achter zich stuk; Scherven brengen geluk. Hadden de naaste buren het recht, het bruidspaar naar de kerk te rijden, ook in huis zorgen de naobers voor alles. Al wat voor ’t bruiloftsmaal noodig is, wordt dan ook door de buren en de naaste familie in natura geleverd. Zoo behooren de broers en zusters die getrouwd zijn, een ham mee te brengen; evenzo de naaste buren of “noaste Noabers”. Verder wordt melk, boter enz geleverd waarvan de hoeveelheid nauwkeurig is omschreven. Het middagmaal bestaat uit de volgende gerechten rijstsoep met vleesch, erwten met gerookte ham, daarna rijst met suiker. Om alle gasten te kunnen bedienen worden geïmproviseerde tafels geplaatst, planken over bakken of schragen gelegd.

Gedurende het maal wordt geld ingezameld voor de koks en de speelman. Hiervoor wordt met muziek een harmonica en een paar potdeksels een ronde gemaakt om de tafel. Voor de koks wordt een bord met zout, voor de speelman een dito met brood gepresenteerd. De dag wordt verder onder spel en dans doorgebracht. O. m. wordt brandewijn met rozijnen aangeboden in de tinnen schaal met lepel, die van hand tot hand gaat en waaruit ieder neemt zooveel hij lust. ’t Spreekt van zelf, dat er wel eens eentje boven de dorst wordt gedronken.

            Een eigenaardig gebruik is nog het halen van een haan uit het ouderlijk huis der bruid. In triomf wordt het eerst dronken gemaakt, waarna het, volgens de regelen der kunst wordt geslacht en gekeurd.

            Het braden duurt maar enkele minuten; halfgaar wordt het uit de pan gehaald en nog bloedend en wel voor de jongelui op smakelijke wijze verslonden.

            Op de avond van de bruiloft worden de bokken of schragen door enige jongelui ergens in de buurt boven op het dak gebracht. Hiervoor kiest men dan het huis uit, waar vermoedelijk de eerstvolgende bruiloft zal worden gevierd.

            Begrafenissen hebben veel van hun vroegere karakter verloren. En gelukkig; Zoo’n boeren begrafenis in ’t Emslander plat “graube” kenmerkte zich door veel eten maar vooral door veel drinken. Alles, wat van oudsher tot familie kon worden gerekend werd uitgenoodigd, zooveel mogelijk persoonlijk door de buren. De buren regelden alles; het afleggen van de dode, het aanzeggen bij familie en dorpsgenoten, de begrafenis zelf. Nadat de overledene op een ladderwagen met twee bossen stroo naar de laatste rustplaats was gebracht, werd de herberg opgezocht, waar zooals men heel ruim uitdrukte, het vel moest worden verzopen. Hierna begaven zich alle genodigden, heel vaak onder invloed van Bachus naar het sterfhuis, waar intusschen het maal gereed was (gerechten als bij een bruiloft).

            In plaats van een middagmaal wordt tegenwoordig meestal koffie en brood aangeboden, terwijl het herberg bezoek bij die gelegenheid op veel plaatsen sterk vermindert.

         Is ergens een kind geboren dan wordt dit onmiddellijk bij alle buren aangezegd. Op deze rust dan de verplichting, dienzelfde dag nog een bezoek te brengen en een half pond koffie en voor drie stuver beschuit mee te nemen, de familie stuurt zo gauw mogelijk een “Wegge”, een krentebrood van reuzen afmetingen.

            Een ander gebruik is de z.g.n. kinbert, een soort van kraamvisite. Eenige weken na de geboorte van de kleine worden alle vrouwen uit de “naoberschap” uitgenoodigt; krentebrood en beschuit wordt bergewijze opgericht en de flesch wordt stevig aangesproken. Elke gast behoort echter een schilling te offeren (na de oorlog, geloof ik aufgewärtet tot 1 mark).

            Nu rest ons nog iets te vertellen van het bijgeloof in deze streken, van bezetters en besprekers.

            Het moet ons niet verwonderen, dat in deze streken het bijgeloof welig tierde.

            De bevolking toch kwam, door dat de streek vrijwel afgezonderd lag en weinig verbinding had, zoo goed als niet met de “cultuur” in aanraking. Bovendien werkten andere factoren mee: het donkere veen met z’n spookachtige boomgroepen, met zijn kolken en moerssen, z’n salpeterlichtjes en dwaallichten, bij ons spring kuiken genoemd; de lange winteravonden om het haardvuur; de goede trouw en licht gelovigheid der bevolking enz.

            Wat konden wij als kind ons zelf anderen beangstigen met verhalen over “het schreivende ding”een soort van geest, die over de heide dwaalde; die de menschen in het veen wurgde of hun in de diepte van de kolken trok. Wij wisten ze aan te wijzen, “Spuikenkiekers”die alles vooruit zagen, die lichtjes zagen branden, waar eenmaal een huis zou gebouwd worden of waar iemand een ongeluk zou treffen. Zelfs iemands dood konden ze vooruit zien, even zoo zeker, als dit wel aangekondigd werd door een huilende hond of de nachtuil. Hoe verschrikt vluchten we zeg als we “Liste Griete” de heks zagen aankomen, want die kon je ”’t aan doen”, wat dat wisten we toch niet recht. Dat was zeker, nooit moest je een appel of een peer van d’r aannemen want daar zat dan binnen een pad in. Loop bij avond nooit door een wagenspoor; daar liep je kans, de zwarte tegen te komen en als die je maar even aan arm of bek aanraakte, zwol dit lichaamsdeel op, werd zwart en genas nooit meer. Klopgeesten maakten sommige families ’t leven ondraaglijk, hun woning en borderij onverkoopbaar.

            Op Maandag begint dan geen nieuw werk, de bijenstal prijkt steeds met een schedel van een paardekop; als een koe weinig melk gaf, was de oorzaak natuurlijk een heks uit de buurt, die zich in een kat kon veranderen en dan de koe uitzoog. ’t Is zelfs gebeurd dat men de heks met een gebroken been in bed vond, nadat de kat met een melkstoel een poot was stukgeslagen. Een heksenkrans in ’t hoofdkussen, een zakje met koren voor de drempel van de deur in de grond gegraven om heksen te weeren, de duivel in de gedaante van een grote zwarte hond, die zich ergens geregeld vertoont, dit alles kan men in Schoonebeek nog beleven terwijl het op anders dorpen nog veel erger is.

            Bezetten en bespreken is aan de orde van den dag, hoewel er de laatste jaren steeds meer “aufgeklärten” komen.

            Een brandwond wordt door een of andere vrouw besproken en weg is de pijn, een “spinnescheersel”er op en ’t geneest van zelf. Heeft men zich in ’t been gehakt, even laten bezetten, een stuk een stun kalverhuid er op, of, als dit niet dadelijk helpt, wat achter de koe weg, wat onfeilbaar is, en de zaak is weer gezond.

            Wanneer een koe de roos heeft of een paard stijve pooten, z.g.n. vervangen zooals ze in Schoonebeek zeggen, geen veearts halen, die kan daar niks tegen doen, laat even een “vervanger buiten” komen, dat helpt veel beter.

            Heeft een koe de wrangziekte een oude boer van over de grens weet spoedig de kwaal te verhelpen; een eenvoudige aanraking van het zieke beest is voldoende om zonder mankeeren, genezing te krijgen.

            Dames en Heeren, ik hoop, dat ik met mijn kleine schets heb bereikt, dat er een weinig interesse is ontstaan voor een nadere kennis making met land en volk van Z.O.Drente.

            Laten wij als opvoeders er toe bijdragen, dat de goede oude zede zoveel mogelijk blijft bewaard.

            Helpen we daarentegen uitroeien het geloof in heksen en spooken, in bekering en besprekerei; de school kan op dat gebied heel veel doen.

            Mag ik de collega’s nog even attent maken op een paar mooie boekjes heimat literatuur voor deze streken n.l. “Kinder der Heide” door Specker Tjaden en “Emsland” door Theodoor Roste en “Jan Berend Haeftmann door dezelfde schrijver.        

 

 

 

      

      

    

www.oud-schoonebeek.nl