Pierweijer (diverse artikelen)
Uit het oudelanschap
Een merkwaardige figuur
Wie de Oudheidskamer te Emmen bezoekt zal daarin o.a. aantreffen een leeren geldgordel en een verkapte wandelstok. Het eerste voorwerp is in bruikleen afgestaan door den heer Wilms te Schoonebeek. In den tijd toen het papiergeld nog onbekend was werd in deze leeren geldgordel het zilvergeld vervoerd. De wandelstok in bruikleen afgestaan door den heer Van der Veen te Emmen, deed tevens dienst als degenstok. En onwillekeurig rijst bij het beschouwen van deze voorwerpen uit vervlogen tijden de figuur naar voren van den bekend geworden Zuidenvelder Engelbertus Pierwaaijer aan de Oude Schutting aan den ouden Roswinkelschen dijk. Voor hen die het verhaal niet kennen willen we het hier reveleeren.
Pierwaaijer was een Geldersman van geboorte. Hij werd in ’t Zuidenveld gewoonlijk Bertus of Albertus Pierweijer genoemd. De heer Lute Kuipers te Valthe deelde mede dat zijn eigenlijke naam Engelbertus Pierwaaijer of beter gezegd Engbertus Blom was. In 1812 nam hij deel aan den bekenden tocht van Napoleon tegen Rusland. Met twee kameraden wist hij te deserteren. Van Polen uit trachten zij via Oostfriesland ons land te bereiken.
Bij den overtocht van den Wezer verdronk een van het drietal, de andere twee raakten van elkander. Na vele dagen zwerven kwam Pierwaaijer te Exlo aan, waar hij zich als boerenknecht bestede. Bij het het veenwerk hij bij te verrichten had leerde hij een weduwe met een kind kennen. Antje Jans Roswinkel, weduwe Kamping in de wandeling Jan bij den weg genoemd, smidsknecht te Roswinkel, aan den Boetschen of Buitensten weg, zooals de heer Lute Kuipers voornoemd wist mede te deelen.
Het werd tusschen deze twee een vaste verkeering en er werden trouwplannen
gemaakt, er was echter 'n groote maar bij. De nodige papieren waren niet in orde te krijgen. Pierwaaijer of Engelebertus Blom stond als vermist opgegenen hij kon zijn idëntitcit niet bewijzen Toen gebeurde het dat Blom naar zijn vroolijken aard door zijn kameraden Pierwaaijer genoemd, den burgemeester van Emmen aanbood, een gewichtige zending te vervullen.
Hij zou in een leeren geldgordel voor burgemeester Willinge een belangrijke som geld over het onveilige veen naar Ter Apel brengen onder voorwaarde dat deze de papieren in orde zou maken. Onderweg werd hij op den oude Roswinkelschen veenweg tusschen Emmerhout en Roswinkel door twee individuen aangevallen. Toen trok Pierwaaijer den degen uit zijn wandelsto en, bekwaam schermmeester als hij was, wist hij den eenen aanrander zoo’n geduchten klap tegen het voorhoofd te geven dat hij bewusteloos neerviel, waarop de ander het hazenpad koos. En zoo trouw, Pierwaaijer met Antje.
Vele jaren woonde hij hier als eerste bewoner van de steeds aangroeiende buurtschap. Zijn herbergje was voor ieder die den veenweg passeerde "de zoete inval," Vele avonturen heeft hij beleefd. vooral smokkelgeschiedenissen. Ter gelegenheid van de Emmer markt eens buiten staande met een van zijn acht kinderen op den arm kwamen Oost-Friesche kooplieden met koeien voorbij. Wie schetst Pierwaaijers verbazing: een van hen was zijn vroegere strijdmakker Lalke! Deze bracht den nacht bij hem door en alle wederzijdse wederwaardigheden werden opgehaald. Bij zijn vertrek schonk Lalke Pierwaaijer ala souvenir een koe!
Pierwaaijers stiefzoon Jan leerde als dienstplichtige in het garnizoen te Arnhem een broer van zijn stiefvader kennen, die hem modedeelde dat een zuster te Harderwijk woonde.
Pierwaaijer heeft zijn broer en zuster nog te voet kunnen opzoeken. Genoemde stiefzoon Jan is jarenlang gemeente veldwachter te Roswinkel geweest.
De toestanden zijn veranderd. Door den aanleg van harde wegen is de veenweg Emmen – Roswinkel komen te vervallen, in het veenschap Het Roswinkelerveen is de jongste veenkolonie van de gemeente Emmen ontstaan. Maar de naam Pierwaaijer is tot op den huidigen dag in de herinnering bewaard gebleven!.....
Emmer Courant juli 1948
UIT OUDE TIJDEN
In de ouderdom van 86 jaar overleed 31 Juli te Emmen, waar hij z'n laatste levensjaren in goede verzorging doorbracht bij een zijner dochters, de heer Berend Pierweijer. Hij was de zoon van Hans Pierweijer en "Roelfien meui", die jaren en jaren er een herbergje op na hielden te Nieuwe Schutting aan de Roswlnkelse weg, "De Zoete Inval", waar niemand, die de veen weg van Emmerhout naar Roswinkel passeerde, voorbij ging en waar men altijd met open armen werd ontvangen.
Deze Hans Pierweijer was een zoon van de bekend geworden Albertus Pierweijer, wiens eigenlijke naam Engelbertus Blom was. Geldersman van geboorte, nam hij deel aan Napoleons tocht naar Rusland in 1812. Met twee kameraden wist hij te deserteren. Van Polen uit bereikte hij via Oost-friesland ons land. Bij de overtocht over de Wezer verdronk van het drietal één, de andere twee raakten van elkander. Na vele dagen zwerven kwam hij te Exloo aan, waar hij zich besteedde als boerenknecht. Bij het veenwerk, dat hij te verrichten had, leerde hij een weduwe met een kind kennen, afkomstig van de Boetse weg te Roswlnkel.
Er werden trouwplannen gemaakt, maar de nodige papieren waren niet te krijgen, want hij was als vermist opgegeven en kon z'n identiteit niet bewijzen. Toen gebeurde het, dat Engelbertus Blom, door z'n kameraden Pierweijer genoemd naar z'n vrolijke aard, de burgemeester van Emmen, schultes Jan Jacob Willinge, aanbood 'n gewichtige zending te vervullen. Hij zou voor de burgervader 'n belangrijke som gelds over het onveillge veen brengen, mits deze de papieren in orde maakte. Met de geldgordel om het middel, zoals die nog te zie is in de Oudheidskamer, toog Pierweijer op weg. Even voorbij de eerste “rikken” (vonder over de afwateringssloot van de Emmerschans) werd hij door twee individuen aangevallen. Maar Pierweijer, die een uitstekend schermmeester was, wist met een degenstok als verkapte wandelstok - nog te zien in de Oudheidskamer - de een zo'n hevige klap tegen het voorhoofd te geven, dat deze bewusteloos neerviel, waarop de ander het
hazenpad koos. En nu kon Plerweijer trouwen met Aaltje Jans, wed. Jan Kamping.
Vele jaren heeft hij de bekende herberg gehad, door zoon en kleinzoon over genomen. Veel avonturen heeft hij beleefd en niet het minst smokkelavonturen.
Ter gelegenheid van een Emmermarkt eens met een kind op de arm buiten staande, kwamen Oost-Friese kooplieden voorbij. Wie schetst Pierweijers verbazing: een van hen was Jan Lalk, z'n vroegere strijdmakker!
De toestandcn zijn veranderd, de oude veenweg, die zovele mysteries houdt verborgen, is vervallen, alles heeft zich aangepast aan de nieuwe tijden. Maar de naam Pierweijer is in de herinnering gebleven
H.T.B.
Noord Ooster 18-1-1959
Uit het grijs verleden
EEN BROKJE FAMILlE GESCHIEDENIS UIT DE VENEN
1812
Napoleon ondernam zijn grote veldtocht naar Rusland, die hem de nek zou breken en die trouwens velen met hem tot slachtoffer zou doen vallen. Ook in Nederland werd een aantal jonge kerels door de Franse usurator gedwongen dienst te nemen in zijn “armee”. Zij deden dat uitermate node en met bange voorgevoelens bezield; veel liever deden zij het helemaal niet en “onderduiken”is ook in die dagen al met meer of minder succes toegepast.
In Velp bij Arnhem woonde een jongeman, die daar omstreeks 1790 geboren was en die aangewezen was om de keizer te dienen als militair. Zoals zovelen, ontvluchtte hij op een goede nacht ergens in Duitsland het bivak, samen met twee kameraden. Het drietal zwierf in noordelijke richting, zich overdag schuil houdend en in het donkere nachtelijke uur voorzichtig verder trekkend levend van veldvruchten en van wat men toevallig aan eetbaars vond.
Een hunner verdronk jammerlijk bij het oversteken van een grote rivier, wellicht de Elbe of de Weser, zij wisten het zelf niet. De twee anderen kwamen behouden in Oostfriesland aan en een hunner bereikte nog weer wat later Drents grondgebied. Een boer in Exlo ontfermde zich over hem en hield hem aanvankelijk verborgen. Want ook in die dagen vond de Franse despoot ook onder de
Nederlanders zijn aahangers en de verrader sliep niet. Het ging ook in dit geval per slot van rekening om een deserteur en op desertie in oorlogstijd staan in alle naties ter wereld de zwaarste straffen.
Later werd het Ieven voor de deserteurs uit Napoleons legerscharen wat gemakkelijker. Onze man aanvaardde een betrekking bij een boer in Valthe; des zomers werkte hij in de boekweitcultuur en des winters in het veen. Zijn ware naam durfde hij nimmer bekend maken, hij noemde zich eenvoudig: Berend Blom. Er was een woning in de buurt van Roswinkel, die zijn aandacht begon te trekken. Misschien niet zozeer was het die woning, die hen boeide, maar wel de bewounster; een jonge weduwe met een kind.
Berend verrichtte land en veenarbeid en daarbij begon hij wat te handelen voor een extra-verdienste. Hij haalde korven eieren uit het Munsterland en verkocht die weer aan de arbeiders, die aan het Stadskanaal werkten bij de vervening en bij het wijkgraven, Een ei was hier een begerenswaardig artikel. Deze knapen gingen een krachtig kost niet uit de weg, zij hadden die nodig en de pannekoeken van het Hoekster meel werden van wat eieren niet slechter! Zo scharrelde Berend Blom opgewekt verder en om zijn opgewekte natuur en het gemis van een naam doopten de veenarbeiders hem al gauw naar hun eigen trant: Berend Pierewaaier. Een naam, die hij niet meer kwijt zou raken.
Want....toen Berend met hard werken en zwoegen wat geld verdiend had, trouwde hij met Antje, de jonge weduwe en trok hij bij haar in. De familie namen waren intussen in zwang gekonmen en bij het huwelijk werd Antje ingeschreven als Antje Rozewinkel (zij kwam immers van Roswinkel!) en Berend als Berend Pierwijer!
Het echtpaar vestigde zich aan de weg Emmen - Roswinkel en men kon daar - zoals in heel veel huisjes in die dagen - een borrel kopen. Later heeft Berend nog eens zijn oud mede deserteur ontmoet, die toen als veehandelaar naar de Emmermarkt kwam en na 1820 heeft hij ook nog eens een bezoek gebracht aan een broer in Velp en een zuster in Harderwijk. Hetgeen in die dagen een geduchte reis was.
Uit bet huwelijk van Berend Pierweijer en Antje Rozewinkel sproten zeven kinderen. Een zoon, eveneens een Berend en weIlicht de oudste, volgde hem op als "kastelein aan de Emmerdijk". Met hem heeft de laatste van het Pierweijersgeslacht deze woning verlaten, waarin nog lang het tappersbedrijf is uitgeoefend.
De nakomelingen van de eerste Pierweijer zijn verstrooid in het drote veengebied van de gemeente Emmen en Odoorn. De jongste dochter, Janna, huwde op 24 mei 1856 met Jan Bos in Borger en heeft daar haar leven lang gewoond. Evenals haar vader heeft ook zij een hoge leeftijd berijkt en heeft ondier dikwijls moeilijke omstandigheden vijf kinderen opgevoed: ploegen en maaien behoorden tot de werkzaamheden, die zij wel heeft verricht als dat zo uitkwam haar echtgenoot behoorde niet tot de sterksten.
Het echtpaar woonde in een van de oudste huizen van Borger, het zogenaamde "Bossenhuis", dat nog lemen muren had, Janna wist zover te komen, dat de lemen wanden vervangen werden door stenen omtrekmuren en de oude woonkeuken, waarin zich een hoeveelheid oud Delfts aardewerk bevond, die in onze dagen liefhebbers zou doen likkebaarden, werd door haar toedoen gemoderniseerd, omdat zij bij anderen niet wilde achterblijven.
Zij overleed in oktober 1924 als oudste inwoonster van de gemeente Borger op
ruim 92 jarig leeftijd.
Wellicht woncn er in zuidoostelijk Drenthe nog Pierweijers; zij allen zijn afstammelingen van die eerste opgeruimde Velpenaar, die eens Napoleons veldtocht naar Rusland ten dele meemaakte en die in het gastvrije Drenthe een toevluchtsoord en een eigen tehuis vond.
Noord Ooster 16-5-1959
Uit het grijs verleden
NOG EENS: EEN BROKJE FAMILlE GESCHIEDENIS UIT DE VENEN
Wij besloten ons artikel over "Een brokje familiegeschiedenis uit de venen" met de opmerking, dat er wellicht in de omgeving nog wel nazaten van de eerste Pierweijer zouden leven. De Juistheid van die veronderstelling is bewezen door een uitvoerige en prettige brief, die wij mochten ontvangen van een onzer lezers, de nu bijna tachtigjarige heer L. Kuipers te Gasselterboerveen. Hij heeft over deze geschiedenis ook nog het een en ander te vertellen en - hier en daar - recht te zetten.
Waarschijnlijk is de eerste Pierweijer in de wandeling "Berend" genoemd, volgens de heer Kuipers was zijn officiele voornaam Engelbertus. Aan hem Is nog een andere overlevering verbonden.
Oorspronkelijk heette hij Engelbertus Blom, maar toen hij met Antje Roswinkel wenste te trouwen rezen er moeilijkheden doordat Pierweijer zijn identiteit niet kon aantonen. Hij was immers uit het leger van Napoleon gevlucht en had zich een tijdlang in Drenthe schuil gehouden. Tussen haakjes: Antje RoswInkel was getouwd geweest met zekere Jan Kamping en uit dit huwelijk had zij één zoontje. Dit zoontje is later gemeenteveldwachter In Roswinkel geweest en het was de grootvader van moederkant van onze briefschrijver.
Keren wij terug tot Egelbertus Pierweijer en zijn moeilijkheden ten aanzien van de "burgerlijke stand", waar hij als “vermist” te boek stond.
Op een goede dag moest burgemeester WiIlinge van Emmen een som gelds overmaken naar Ter Apel. Het pleit voor de betrouwbaarheid van Pierweijer, dat burgemeester Willinge hem verzocht, deze taak op zich te nemen. Pierweijer smeedde het ijzer, toen het heet was; hij beloofde deze opdracht te zullen uitvoeren maar vroeg als contraprestatie den burgemeesters medewerking om zijn papieren in orde te krijgen.
Nu was het in die dagen soms een hachelijke onderneming, met veel geld op zak de eenzame venen te doorkruisen. Pierweijer zou dat ondervinden, want tussen Emmerhout en Roswinkel werd hij door twee bandieten aangehouden en gesommeerd, zijn geld af te geven. Maar Pierweijer was niet verlegen, hij droeg het geld in een brede leren geldgordel en droeg evens een degenstok met zich mee. Hij trok zijn degen en bekwaam schermmeester als hij was, wist hij de ene aanrander een klap te geven, waardoor deze bewusteloos neerviel. De andere koos daarop snel het hazenpad.
De papieren kwamen in orde en het tweetal kon een huwelijk sluiten.
De lederen geldgordel en de degenstok die in dit avontuur een rolspeelden, zijn thans in de Emmer Oudheidskamer nog te bezichtigen, aldus deelde de heer Kuipers ons mede.
Het echtpaar Pierweijer woonde veIle jaren in de steeds groeiende buurtschap. Zijn herbergje was voor Ieder, die de veenweg passeerde een "zoete inval". Vele avonturen heeft hij beleefd, vooral natuurlijk ook smokkelgeschiedenissen. Toen hij eens tijdens de Emmermarkt met een zijner kinderen op de arm buitenstond, kwamen Oost-friese kooplieden met koelen voorbij.
Wie schetst de verbazing: een hunner was zijn vroegere strijdmakker, Lolke genaamd. Deze bracht de nacht bij hem door, alle wederwaardigheden werden nog eens opgehaald en bij zijn vertrek schonk Lolke hem bij wijze van souvenir een koe. Ze hebben elkaar nooit weer gezien.
Pierweijers stiefzoon Jan Kamping, diende als soldaat In het garnizoen te Arnhem. Daar bracht het toeval hem in aanraking met iemand, die een broer van zijn stiefvader bleek te zijn. Deze vertelde hem, dat er nog een zuster in Harderwijk woonde. Zo werd het contact tussen Pierweijer (Blom) en zijn familie hersteld en hij heeft zijn broer en zuster nog (te voet!) een bezoek gebracht. Zoals al werd medegedeeld, was de stiefzoon Jan Kamping later gemeenteveldwachter te Roswinkel.
De oudste zoon van Pierweijer heette volgens de heer Kuipers niet Berend doch Johannes. Hij volgde zijn vader op als kastelein. Verder was er nog Jan en verder drie dochters, die de heer Kuipers allen gekend heeft. Janna in Borger was niet de jongste, maar de oudste van deze drie dochters. Verder waren er nog Henderkien, die overleden is in Exloo en Engeltje, overleden in Mussel (gem. Onstwedde). Henderkien was getrouwd met Derk Schepers en Engeltje met Berend TImpener. Zoals reeds werd medegedeeld, werd de stiefzoon Jan Kamping de grootvader van onze briefschrijvers.
De naamgeving "Pierweijer', schijnt inderdaad enige grond te hebben gehad, want de heer Kuipers deelt mede, dat de familie bestond uit vrolijke en opgeruimde mensen.
Zijn oom Johannes had er ook een boerderij bij en het was daar in het veen des winters wel eens zo nat, dat de beide koeien in de stal in het water stonden als zij des morgens opstonden. Oom Johannes ontwaakte eens op een morgen en zag, dat de stoven en stoelen in het water dreven. Hij wekte daarop zijn ega en vroeg haar, of zij niet het eerst wilde opstaan, want hij had zo’n hoofdpijn. Het was nog donker en tante repte zich uit bed, om meteen in het water te springen...
“O Johan, het is allemaal water", schrok zij.
"Ja". grinnikte Johan in de bedstee, "dat heb ik wel gezien, anders was ik er zelt wel uitgegaan".
Ze hebben daar in natte tijden verscheiden mensen door het veen geholpen, aldus de heer Kuipers. Van Johannes, de kastelein is een jaar of drie geleden nog een zoon overleden van over de tachtig jaar. Twee zijner zoons wonen resp. in Eindhoven en in Enschede, aldus besluit de bijna tachtigjarige heer Kuipers.
Het komt ons voor, dat de Pierweijers niet alleen een opgeruimd en prettig slag mensen was, maar dat de familie ook bestond uit gezonde en krachtige lieden.
Vrijdag 19 Augustus 1964
Geschiedenis van de : naam Pierweijer
NIEUW WEERDINGE.
Drie dorpsgenoten dragen de naam Pierweijer. Het zijn de dames A. Neef- Pierweijer Tramwijk zuidzijde 132 (79 Jr.), A. Neef-Pierweijer, Weerd. kan. Zuidzijde (77 jr.) en mej. H, Pierweijer, Oude Schutting (74 jr.). Ds, H, van Lunzen te Odoorn heeft naar aanleiding van het gouden huwelijksfeest van een neef van deze drie dames het Ievensverhaal van hun overgrootvader geboekstaafd in het Odoorner Kerkkrantje. De schrijver gaf ons toestemming van de hierin verwerkte gegevens gebrulk te maken.
De overgrootvader heette eigenlijk Engelbertus Blom, Hij moest in 1812 als burger van het door de Fransen bezette Nederland mee met de grande armee, waarmee keizer Napoleon Rusland dacht te verpletteren. Maar hiervan kwam niet veel terecht. Het grote leger kreeg de kous op de kop. Het moest nog heel wat vlugger terug over de Beresina dan 131 jaar later de legers van Adolf HitIer, EngeIbertus trachtte met twee kameraden op een boomstam de overkant van de rivier te bereiken. Een van de kameraden verdronk. De overige twee gingen naar het westen, naar het vaderland. Ze vermeden daarbij aansluiting bij de restanten van de armée. Een keer vonden ze genoeg. In ’t kort: De twee deserteurs (want dat waren het) kwamen op “Schuttinge" in de Emder venen terecht bij een weduwe aan de Roswinkelerweg. De bedoelde voorvader kreeg het baantje van postbode. Op zekere dag had hij op de terugweg van Emmen een bedrag aan geld bij zich. Bij de Emmerschans kwamen hem twee mannen tegen, die al dreigende hem het geld wilden afnemen. Maar de oud Ruslandganger was niet voor een kleintje vervaard. Hij zette z'n ransel met de post van de nek, waarna hij zo verwoed er met z'n handstok op los sloeg, dat een van de aanvallers op de vlucht ging. Zijn maat leverde hij over aan de politie te Roswinkel. Dit heldhaftige gedrag werd de oorzaak, dat de burgemeester, die hij al menigmaal had benaderd om, een achternaam, besloot hem terwille te zijn. Het was in de tijd, dat leder naar de wetten van Napoleon een achternaam moest aannemen. Vóór zijn deelname aan de tocht naar Rusland, had Engelbert al de familienaam Blom. Hij zweeg hier echter over tegen de burgemeester. Het was namelijk zijn bedoeling een nieuwe naam te verkrijgen vanwege het deserteurschap. De burgemeester: “Welke naam wil je hebben?" Engelbert: “Dat komt er niet op aan, als ik maar een naam heb". Burg.: "Dan zul je de naam Pierweijer hebben, omdat je zo'n vrolljke Pier bent!" Toen dit in kannen en kruiken was, trouwde Englebert Pierweijer met de bedoelde weduwe, die een vergunning (cafe) had. Vaak kwamen daar koeien en veedrijvers langs. Dan ging Engelbert op de dam staan met een bezem in de hand en een kind op de arm. Op zekere dag kwam er een heer langs, die stil bleef staan en hem vroeg: “Hoe heet je?" Antwoord: Pierweijer". Maar de heer zei: "Dat is niet waar, je bent Blom". De man, die vroeger Blom heette, antwoordde: “Je bent toch niet Scholte?" Scholte was de kameraad, waarmee Englebert over de rivier was gekomen. Hij bleef die nacht logeren. De man, die in goede doen was gekomen, gaf Engelbert z'n eerste koe. Omtrent de familie is verder nog bekend, dat later in het cafe, dat er nu niet meer is, Hans Pierweijer heeft gewoond, terwijl Henderkien Pierweijer een dochter was van Engelbertus (Blom) Pierweijer, .
Volgens ontvangen mededeling moeten de tas en de handstok zich in de oudheidskamer te Emmen bevinden. De beheerder de heer S.J. Snijder heeft toegezegd hiernaar een onderzoek in te stellen.
Kerkkrantje van Odoorn april of mei 1966
AFSTAMMELING VAN RUSLAND GANGER
(tocht van Napoleon In 1813) viert 16 april gouden bruiloft in Kerkrade.
VOORVADER VAN GOUDEN JUBILARIS ROEIDE OP EEN BOOMSTAM NAAR DE VRIJHEID TOE. HOE KWAM HIJ AAN Z'N VROLIJKE NAAM?
In het verre Kerkrade woont de dochter van wijlen Evert Bos, vroeger wonende aan de Buinerweg (Exloër Tippen), Trijntje Bos, die met haar man Berend Pierweyer op 16 april het gouden huwelijksfeest hoopt te vIeren.
Bij deze gelegenheid geven wij over Berends overgrootvader een aardig verhaaltje, zoals hij ons dat jaren geleden vertelde.
Deze overgrootvader heette eigenlijk Engelbertus Blom en moest in 1812 als burger van het door de Fransen bezette Nederland mee met de "grande armée" (grote leger) waarmee keizer Napoleon Rusland dacht te verpletteren. Maar van dat "verpletteren" kwam niet veel. Het grote leger kreeg "de kous op de kop" en het moest nog heel wat vlugger terug over de Beresina en verder dan 131 jaar later de legers van Adolf HitIer!
Engelbertus vluchte met twee kameraden terug en moest over een rivier. Ze trachtten er "roeiende" op een boomstam, over te varen. Maar een van de drie verdronk! Toen al maar verder naar het westen, naar het vaderland, en niet terug met de "armée": één keer vonden zij genoeg!
In 't kort: de twee deserteurs (want dat waren het) kwamen op "Schuttinge" in de Emder venen terecht bij een weduwe aan de Roswinkelerweg. De bedoelde voorvader kreeg het baantje van postbode en had op zekere dag op de terugweg van Emmen een bedrag aan geld bij zich. Bij de Emmerschans kwamen hem twee mannen tegen, die al dreigende hem het geld wilden afnemen. Maar de oud Rusland ganger was niet benauwd. Hij zette z'n ransel met de "post" van z'n nek, sloeg er zo “lustig" op Jos met z'n handstok dat een der twee aanvallers op de vlucht sloeg. De ander leverde hij over aan de politie te Roswinkel.
Dit heldhaftige gedrag werd de oorzaak dat de burgemeester, die hij al menigmaal benaderd had om een achternaam, besloot hem terwille te zijn. Het was in de tijd, dat ieder (naar de wetten van Napoleon) een achternaam moest aannemen. Vóór zijn deelnemen aan de tocht naar Rusland, had Engelbert al de familienaam Blom, maar daar zweeg hij over tegen de burgemeester. Hij wilde een nieuwe naam vanwege z'n deserteurschap. De burgemeester, “Wat naam wil je hebben.!!" Engelebert: "Dat komt er niet op aan, als ik maar een naam heb!"
Burg.: "Dan zul je de naam Pierweyer hebben, omdat je zo'n vrolijke Pier bent!" Toen dit in "kannen en kruiken" was trouwde Engelbert Pierweyer met de bedoelde weduwe, die een "vergunning" (café) had. Vaak kwamen daar koeien drijvers en varkendrijvers langs. Dan ging Engelbert op de dam staan met bezem in de hand en kind op de arm.
Een lange tijd later kwam er een heer langs, die bleef stil staan en vroeg "hoe is je naam?" Antwoord: "Pierweyer!" Maar de heer zei: "dat is niet waar, je bent Blom!"
En de man die vroeger Blom heette, antwoordde: "Je bent toch niet Scholte!?" Scholte was de kameraad waarmee Engelbert over de rivier was gekomen!
En Scholte bleef die nacht logeren. En Berend's overgrootvader kreeg van die meneer Scholte z'n eerste koe. Van iemand in Exloo, die ook nog familie is van de oud-Ruslandganger, hoorde ik, dat indertijd in dat café woonde Hans Pierweyer en dat Henderkien Pierweyer een dochter was van Engelbertus (Blom) Pierweyer.
Volgens de gouden jubilaris hangen de tas en de handstok thans in een museum (waar?).
HvL
Kerkkrantje van Odoorn april of mei 1966
DE STOK EN DE TAS VAN E. BLOM.
Mevr. W. Eillert-Kuipers (Gass. boerveen) berichtte ons, als antwoord op een door ons gestelde vraag, dat de stok en de tas van Engelbertus Blom (voorvader der dragers van de naam Pierweyer) berusten in de Oudheidskamer te Emmen. Haar vader is een nazaat van het zoontje, dat de weduwe waar E. Blom mee trouwde, had van haar eerste man, die waarschijnlijk ook de naam Kuipers droeg. Haar vader heeft indertijd al eens over die oude geschiedenis een verhaal geschreven in de toenmalige "Noord-Ooster".
Vr. dank aan onze trouwe lezeres te G!