Ook de Drent deed volop mee
Ook de Drent deed volop mee
Het beeld van de grote stille heide met haar witgewolde kuddes, daar klopt geen hout van.
Lang hebben we moeten geloven in het standaardbeeld van Drenthe als een gewest waarin eeuwenlang nooit iets veranderde. Na een uitputtende studie van ruim dertien jaar gooit onderzoeker Theo Spek dat beeld omver.
"Wat mij betreft kun je van een rehabilitatie van de Drent spreken."
Door Willem van Hamersvelt
Onherbergzame paars bloeiende heidevelden zover het oog reikte, bezaaid met kuddes schapen. Hier en daar een geisöleerde nederzetting waarin de bevolking een in zichzelf gekeerd, kommervol bestaan leidde, verstoken van vrijwel alle contact met de buitenwereld. Zo heeft Drenthe er volgens de gangbare theorieën vanaf de vroege Middeleeuwen tot in de 19de eeuw uitgezien. Hele lichtingen middelbare scholieren - en studenten - zijn grootgebracht met een beeld van Drenthe waaraan nooit iets veranderde. "Maar er blijkt geen hout van te kloppen. Die paarse heidevelden zijn duizendvoudig geschilderd in de 19de eeuw. Dat heeft ons beeld bepaald. En natuurlijk waren die heidevelden er toen ook, maar ze waren het eindstation van een heel lange trein", zegt Theo Spek (41). Om precies te zijn, doctor ingenieur Theo Spek, sinds zijn recente promotie aan de universiteit van Wageningen. Spek, historisch-geograaf, bracht met 1100 pagina's het uitvoerigste proefschrift van Wageningen op zijn naam onder de titel Het Drentse esdorpenlandschap. Ruim dertien jaar geleden begon hij zijn onderzoek. "Ik heb er niet al die jaren continu aan gewerkt, maar netto kom je toch aan een jaar of zeven. Toen ik ermee begon was ik een broekie, nu begin ik al bij de oude garde te horen."
Rode draad in het onderzoek van Spek is dat die oeroude Drentse samenleving lang zo statisch niet was als altijd is aangenomen. "Het Drentse model, als ik dat zo mag noemen, gaat ervan uit dat er zeker duizend jaar lang vrijwel niets is veranderd in Drenthe. Dat is niet alleen het verhaal geweest in het voortgezet onderwijs, maar ook in de wetenschap en in het toerisme. Maar als je goed kijkt, blijkt niets minder waar te zijn. De werkelijkheid is veel diverser en veel boeiender dan de mythe. Het idee is altijd geweest dat Drenthe eeuwen achtereen volkomen geïsoleerd is geweest van de rest van de wereld. En dat alle ontwikkelingen aan dit gebied voorbijgingen. Flauwekul. Ook die oude Drentse boeren deden volop mee. En ze reageerden wel degelijk op invloeden van buitenaf."
Spek gaat voor een voorbeeld van zijn stelling terug naar, pak hem beet, het jaar 1500. Daar zo ongeveer kan de overgang worden gesitueerd van de middeleeuwse economie naar een voorloper van de kapitalistische economie. Er werd niet langer alleen maar geproduceerd voor de eigen behoeften, maar ook voor de markt. Neem het schaap. Want niets is minder het symbool van Drenthe dan het schaap. Schapen zijn zo oud als dit gewest zelf, nietwaar?
Inderdaad het is niet waar, zo heeft Spek ontdekt. Tot ver in de 15de eeuw kwamen er in Drenthe vrijwel geen schapen voor. De kuddes begonnen pas op te duiken toen zich - in navolging van Vlaanderen - ook in, Noord-Nederlandse steden textielindustrie ontwikkelde. Die had behoefte aan wol en de Drentse boeren wilden die gaarne leveren. In korte tijd liepen er honderdduizenden schapen rond in een provincie die ze voor die tijd nauwelijks kende.
Spek: "Opkopers trokken van dorp naar dorp om schapen op te halen. Hoezo geïsoleerd. hoezo geen contacten met de buitenwereld?" Nog een in ongeveer die zelfde periode begonnen de steden in Holland fors uit te dijen. Die groeiende bevolking moest gevoed worden en de eigen regio kon daar onvoldoende in voorzien. Ossenfokkers in Noord-Duitsland. Denemarken en Zweden sprongen gretig op de gestegen vraag in. In een tijd echter waarin het nog eeuwen zou duren voor de trein werd uitgevonden, moesten de ossen lopend de lange weg naar de grote steden van Holland afleggen. Die route vergde zoveel van hun krachten dat ze sterk vermagerd - en dus oneetbaar - bij de slager arriveerden. Vandaar dat de uitgewoonde dieren nog een zomer moesten aansterken voor hun laatste traject naar de stad. Dat gebeurde onder meer in Drenthe. Hoezo geïsoleerd, hoezo geen banden met de wereld buiten Drenthe? En dichter bij huis floreerde in de vijftiende en zestiende eeuw ten behoeve van de Groningse bierbrouwerijen de hopteelt in Noord- Drenthe. Spek: "Ik denk aangetoond te hebben dat de Drent net zo dynamisch was als bewoners van andere streken. En dat hij net zo naar buiten was gericht. Wat mij betreft kun je wel van een rehabilitatie spreken."
ZEEUWS
Onderzoeker Theo Spek kent Drenthe waarschijnlijk beter dan menige ingezetene die hier geboren en getogen is. Zijn wieg stond in Rhenen (Gelderland), waar hij terugkeerde na een verblijf van enige jaren elders. Hij woont er nog steeds naar volle tevredenheid. Zijn voorouders komen uit Zeeland. Spek (41). als onderzoeker verbonden aan het Rijksinstituut voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort, ontving zijn opleiding aan de Wageningen Universiteit.
Het schoolboek doorgeprikt
Voor een goed begrip is het wellicht nuttig het Drentse model, zoals de schoolboekjes dat trakteerden, even in hoofdlijnen neer te zetten. Daar is het dorp, gelegen rondom de brink, waar het vee werd verzameld. Vlak buiten het dorp lag de es. Daar werd rogge verbouwd op niet afgesloten perceeltjes. Aan de randen lagen bosperceeltjes die brandhout leverden. Op een steenworp afstand van het dorp lag de beek. De laagste en natste delen van het beekdal werden gebruikt als hooiland. De hoger gelegen delen waren door houtwallen van elkaar gescheiden. Daar graasde het vee. Buiten het dorp doemde de eindeloze kale heide op. Hier zwierven overdag de talloze schapen die de nacht doorbrachten in potstallen in het dorp. Hun functie was vooral mest leveren. De schapenkeutels kwamen op plaggen terecht die op de heide werden gestoken. Als de potstal vol was werd de aldus verkregen mest over de es uitgespreid.
Zo zag het plaatje eruit. Een mooi compleet systeem dat tot ver in negentiende eeuw zo'n duizend jaar vrijwel onveranderd gefunctioneerd zou hebben. Het ene element van het systeem kon niet zonder het andere, zo wil het plaatje. "Maar het klopt niet", zegt Spek. "Sommige onderdelen van het systeem zijn veel jonger. Zoals de entree van het schaap. De plaggenbemesting is nog weer jonger. En er werd veel meer verbouwd dan alleen maar rogge. Die oude Drentse boeren hielden slechts mondjesmaat schapen. Ze hadden een brede veestapel met kippen, paarden, varkens en ganzen. En ze verbouwden haver, vlas, boekweit, gerst en - inderdaad - rogge. Logisch ook. Want als je maar één gewas zou kweken, dan was je ontzettend kwetsbaar voor ziektes of misoogsten", concludeert Spek.
Zijn bevindingen brengen hem ook tot conclusies over het aanzien van het landschap. "Dat is veel gevarieerder geweest dan het geromantiseerde beeld van de grote stille heide. Die was er pas in de negentiende eeuw. Een door intensieve begrazing uitgemergeld landschap waarin de schapen alles hadden weggevreten. Voor die tijd is Drenthe veel groener geweest. Er groeiden allerlei grassen tussen de hei. Er stonden bomen en vooral veel struikgewas." Ook het houtwallen verhaal van de beekdalen klopt lang niet, stelt de onderzoeker. Het beeld is indertijd veel opener geweest. Die hogere delen waren ruige graslanden met plukken struikgewas en hier en daar een boom. Pas veel later zijn die weilanden verkaveld, waarbij je vormen van afrastering kreeg. Spek stelt ook het beeld van de es bij. "Dat zou vooral open land zijn geweest. Maar in werkelijkheid moet je veel meer aan een soort kamertjes denken. De verschillende perceeltjes waren van elkaar gescheiden door allerlei omheiningen met vooral veel heggen."
Haal die lullige parkjes om de hunnebedden weg.
Hoewel Spek zuiver wetenschappelijk onderzoek heeft bedreven, is hij er niet vies van een handvol aanbevelingen te doen aan landschapsbeheerders en natuurbeschermers. Zo zou er minder krampachtig geprobeerd moeten worden om de 'eeuwig' paarse heidevelden in stand te houden of te herstellen.
"Laat er maar gerust wat struikgewas en gras groeien. Dat is vroeger ook zo geweest." En wat hem betreft mag er in de beekdalen ook best hier en daar eens de kettingzaag worden gehanteerd. "Want de zaak is dicht aan het groeien en ook dat is nooit zo geweest." Spek ziet op dit terrein ook kansen bij het herstel van gekanaliseerde beken. "Waar nieuwe natuur wordt gemaakt kun je ook de situatie met ruige graslanden zonder houtwallen in ere herstellen." En nu hij toch advies mag geven: "Veel hunebedden liggen in van die lullige parkjes. Weg ermee. Probeer iets terug te krijgen van de oude eiken en lindebossen. Die stonden er ook toen de hunebedden dik 5000 jaar geleden werden gebouwd".
Spek pleit er voor om bij natuur en landschapsbeheer niet van één ideaalmodel uit te gaan.
Heb je nou nog geen goud gevonden?
Voor zijn onderzoek heeft Spek zich van een groot aantal verschillende wetenschappelijke methodes bediend, afkomstig van een veelheid aan vakgebieden.
Zo heeft hij onder meer archeologisch onderzoek verricht. Hij is langdurig de archieven ingedoken, hij heeft stuifmeelonderzoek gedaan en hij heeft bodemonderzoek bedreven.
Ook is de onderzoeker te rade gegaan bij de taal. "De betekenis van plaats en veldnamen vertelt ook enorm veel over het vroegere gebruik van een stuk grond of van de specifieke kenmerken van een plek."
Verder heeft Spek complete stambomen blootgelegd. "Van sommige families weet ik waarschijnlijk meer dan zijzelf. Ik heb soms het gevoel dat ik zo'n middeleeuwse boer persoonlijk heb gekend." Aardig detail is de geschiedenis van het erf (boerderij) Ysinge bij Valthe. Spek ontdekte een eerste vermelding uit 1403. Tegenwoordig wordt deze plek bewoond door een familie Ziengs. "Dat is dezelfde naam, een afgesleten vorm van het oudere Ysinge. Het zou dus heel goed kunnen dat hier, zes eeuwen later, nog steeds nazaten van die oude Ysinge wonen."
Spek heeft zijn onderzoek met name geconcentreerd op vier dorpen: naast Valthe waren dat Balloo, Ansen en Gasselte. Hij is daar jarenlang een veel geziene verschijning geweest. En een opmerkelijke. wanneer hij voor de zoveelste keer met zijn grondboor rondstapte om bodemmonsters te nemen. "Heb je nou nog geen goud gevonden? vroegen ze me dan."
BOEK
Op 1 oktober promoveerde Theo Spek aan de Wageningen Universiteit op zijn proefschrift Het Drentse esdorpen- lanschap, een historisch-geografische studie. Dankzij subsidies van onder meer Stichting Het Drentse Landschap is het proefschrift, geïllustreerd met zo'n 600 afbeeldingen, in een tweedelig boek uitgegeven. Op 5 november vindt in Assen de feestelijke presentatie plaats. Het werkstuk wordt uitgegeven door Matrijs in Utrecht en kost tot 1 januari 89.95 euro. Daarna komt er 30 euro bij.