Industrialisatie in Drente
Maandblad Drenthe februari 1948
Bezinning op de industrialisatie in Drente!
Op verzoek van de redactie geven we hier een kort overzicht van de inleiding welke we hielden voor de leden van Het Drents Genootschap op 14 Jan. 1948 te Assen.
"Bezint eer gij begint", want "eerst gedaan en dan gedacht, heeft menigeen verdriet gebracht", zegt oude Nederlandse wijsheid. "Haastige spoed is maar zelden goed", is een al even bekende uitdrukking.
Daarom mogen we ons ook wel eens ernstig bezinnen nu we aan het begin staan van de industrialisatie van Zuid Oost Drente, die gevolgen met zich mee kan brengen op godsdienstig, sociaal en cultureel gebied, welke nu nog nauwelijks te overzien zijn. Er komt industrie in Z.O. Drente, al zal dit proces zich langzaam ontwikkelen en niet in zulk een tempo als sommigen wel menen. Maar het is ook nodig dat er industrie komt, om velerlei redenen. Daar is vooreerst het probleem van den jongen boer.
Het land is bij ons zo ongeveer opgedeeld, emigratie brengt vele moeilijkheden mee en voor den emigrant en voor het land dat de emigranten oplevert. Intensivering van het bedrijf kan al evenmin de oplossing geven. Onze boerenjongens zullen voor een groot deel hun toevlucht moeten nemen tot de fabriek. Nog klemmender is dit voor de duizenden veenarbeiders uit de Z.O. hoek. Immers de kolonisatie van deze streek is zover gekomen, dat verreweg het grootste gedeelte van het veen is afgegraven. Het nog resterende gedeelte zal binnen afzienbare tijd verdwenen zijn. Dan is er ook voor dit deel der bevolking maar één oplossing n.l. de industrie. Hoewel we weten dat de industrie haar gevaren meebrengt voor het culturele en godsdienstige leven van het platteland, mogen we voor de voordelen niet blind zijn. We denken b.v. aan de vermindering der bevolkingsdruk, de groei der koopkracht enz.
Het is van belang te weten, dat de fabriek er is voor de mens en niet de mens voor de fabriek. Het woord van Z.H. Paus Pius de Elfde o.g. zou ik willen citeren waar hij zegt: "En zodoende wordt de lichaamsarbeid, welke door Gods barmhartigheid ook na de zondeval bestemd was tot een zegen voor ziel en lichaam, allentwege tot een werktuig van verderf, want terwijl de levenloze stof veredeld de fabriek verlaat, worden de mensen daar bedorven en verlaagd" (Q.A.) Welnu dit moeten we tegen gaan met alle krachten die in ons liggen. Allereerst behoort zonder meer geweerd te worden alle immorele industrie. Dit behoeft geen nader betoog. Zoveel als in ons vermogen is moeten we ook die industrie weren, welke alleen maar, of hoofdzakelijk, werk geeft aan onze meisjes. We hebben immers geen werkte kort voor de meisjes in Z.O. Drente, maar voor de mannen en jongens. Voor de meisjes bestaan nog talrijke branches die haar psyche meer liggen en waarin men arbeidskrachten te kort komt, b.v. de hulp in de huishouding, sociaal en maatschappelijk werkster, verpleegsters in de sanatoria en ziekenhuizen, fröbel onderwijzeres etc. De moraal in de industrie voor meisjes is in de meeste gevallen beneden peil. Het werk daar is dikwijls niet aan haar psyche aangepast. Voor haar hebben we nodig huishoudscholen, opdat zij gezonde huismoeders kunnen worden voor onze toekomstige gezinnen.
Maar naast een negatieve kant van afweer, moeten we toch ook een positieve stelling betrekken. We moeten bewaren het schone dat we hebben; de goede eigenschappen die het volk van Z.O. Drente ken-merken als b.v. een zeer grote gastvrijheid, een grote eenvoud, een hartelijk meeleven met de dorps-genoten, een vaste eerlijkheid en trouw. Daarom zal het nodig zijn, dat we voldoende mensen uit ons eigen gewest krijgen, die in de nieuwe industrieën de leiding kunnen nemen. Anders zouden we misschien de zwoegers moeten worden voor anderen, die noch onze mensen, noch onze streek kennen.
Helaas moeten we een groot tekort zien aan gegradueerden en technisch geschoolden. Blij zijn we te kunnen schrijven, dat dit de laatste jaren in sterk stijgende mate verbetert. Ook de 80 Drentse studenten aan de hogeschool te Delft, die overgingen tot het oprichten van een Drentse vereniging, doen ons met blijde hoop vervullen! Zeker moet in de gemeente Emmen alles gedaan worden om de woning toestanden te verbeteren. Een gezond volk moet huizen in gezonde woningen. We weten, dat dit alles de aandacht en de daadwerkelijke steun heeft van het ijverige gemeentebestuur, dat echter ook niet alles kan wat het graag zou willen. Op het ogenblik is de woningtoestand in sommige delen der gemeente nog allertreurigst! Om niet te uitvoerig te worden, zouden we de volgende conclusies willen neerschrijven, die we ook ter discussie aan Het Drents Genootschap overgaven :
1) Z.O. Drente heeft industrialisatie nodig, anders gaat het economisch ten gronde. De boerenjongens, de veenarbeiders en vele anderen vragen om werk.
2) Z.O. Drente heeft o.i. helemaal geen meisjesindustrie nodig, omdat we van mening zijn, dat industrie niets is voor meisjes en bovendien, omdat er voor de meisjes van Z.O. Drente nog ander en beter werk te over is.
3) Hoewel we de waarde van het platteland hoogschatten, mogen we toch ook de voordelen van de industrie niet negeren als b.v. grotere economische welvaart, meer koopkracht, vermindering der bevolkingsdruk etc.
4) Wanneer Z.O. Drente het goede van het platteland mee wil nemen in het industrialisatie-proces, is het zeker nodig, dat het zorgt voor voldoende mensen uit het eigen gewest, om de leidende functies te kunnen bezetten.
5) Voor een gezonde uitbouw van de samenleving in Z.O. Drente is één der eerste vereisten, dat er nauwkeurig aandacht besteed wordt aan de huisvesting der arbeiders, daar helaas een groot gedeelte der woningen nu nog als "niet bewoonbaar" moet worden bestempeld.
6) Voor de ontwikkeling van het volk worden aanbevolen het stichten van ambachtscholen en scholen met voortgezet onderwijs.
7) In het algemeen zouden we spreiding van industrie willen aanraden, en omdat dan het vervoersprobleem is opgelost, en om te voorkomen, dat grote fabrieken domineren over de omgeving.
Men zoeke zoveel mogelijk industrie, die het plaatselijk eigene ligt!
Zandberg (Dr.). PATER WILLEHAD KOCKS O. CARM.