Goorsprake over Dalen
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE
Goerspraken gehouden over Dalen bij tide des edelen erentfecten etc. Evert van Ensse, Droste tho Coevorden und der Lantschap van Drenthe, den 20 Aprilis anno etc. 89
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE 1563 -1565
GOESPRAKE VAN ZUIDEVELDER DINCXPEL, "BINNEN SLEENE,
OP TEN XVIIJen JULY, ANNO 65.
Klacht van de buren van Gees, dat de scheper van Wachtum een kreng heeft neergelegd in de marke van Gees en van hun hout heeft gehakt.
De scheper betaalt 2 stuiver ter zake van dat kreng en belooft de schade, door het houthakken veroorzaakt, te zullen betalen.
De buiren klagen, dat wachtemer scheper syn aess gelecht heft in hoer marcke und hoer holt onthouwen; overmits affwesen van den scheper uthgestalt. Solvit de scheper IJ st., vant gehouwen duisholt verklarende, dat hy de buiren daervoer wolde vernoegen.
Opten XXIJ July.
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE 1563 -1565
Goesprake tot Dalen den vierden Martij
Anno LXIIIJ
WACHTMEN
Beroep op valschheid van "huircedule". Eischer zal dezelve moeten "leggen". -
Derrick ten Velde heft Harman, zwineheerder toe Wachtmen, laten verbieden soodanich lant, als syn huisfrouwe van hoeren saliger vader angearffet is. Anno 63, den 15 Novembris. Buir: Harman Husinck ende Jan Wittinck.
De schults secht voer Harman overmits syn krenckte, dat hy blyft by syn cedule, de sy tsamen daervan hebben, mit litteren a.b.c. uth den anderen gesneden.
Daerop secht Dirrick, dat hie de sedule niet bundich ende waer holt te wesen, de Harman Banninge heft laten schryven angaende de huir van dat lant, dat Harman van saligen Egbert Steinge solde gehuirt hebben, und secht, wil Harman de ceuuile waer maken mit enigen tuigen, de daerby gewest bint, dat Harman daer al heft in laten schryven, dat salige Egbert bescheiden hadde daerin te sullen schryven, oft dat Harman salige Egbert de cedule selver heft thys gebrocht ende voer laten lesen, dat Egbert daermede toevreden is gewest, oft wil Harman dat mit syn ede bevestigen, als lantrecht is, soe tekent Dirrick eenen onrechte verbot gedaen te hebben.
De buiren veruigen de huircedulen van weerden, tensy dat Dirrick de leggen kan binnen IIJ weken, als lantrecht is, und alsdan Harman in onbruyckinge, anders Dirrick op een onrechte esschinge; voirts tlantrecht.
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE 1572 -1577
GOESPRAKE GEHOLDEN THO DALEN OPTEN XVIIJen APRILIS
ANNO 1573
WACHTMEN
Aangifte van een gepleegd vergrijp.
Jan Wachtmer, scheper, 1 mesbote an eene vrempt geselle.
Aangifte van een gepleegd vergrijp, dat vermoedelijk door overmacht is gepleegd, nl. door dwang der "Louwerborchschen ruiter".
De buiren brengen an, dat, als de Louwerborchschen ruiter daer legen, idtlycke buiren van des Drostenhoij tho Covorden uth bedwanck der ruiter moegen gehaelt hebben. De sich by ede daervan kan purgeren, is daervan vry; de anderen sullen den Drosten (fol. 47vso.) contenteren. Undis dat hoy gebracht ten huise van Gheert Schilt, Harman Mepsche, Jan Nyemeyer und bekanden wal, dat sy daertho gedrongen vveren.
Eischer zal moeten bewijzen, inzake het onderhoud van de "Louwerborchschen ruiter" pretentiën op gedaagde te hebben.
Willem van Lennip laet Gheert Schilt rekenschap affesschen, herkomende van den onderholt der " Louwerborcschen ruiteren, 16 Aprilis 73.
Antwoirdt Gheert Schilt, dat hie int klein ofte groet mit Lennip niet te doen heft, kent hem oick geneley schuIt ofte rekenschap, heft oick Lennip geenen ruiter offte knechte anbestadet, noch van hem begeert de syne toe onderholden, dan heft sich wal to beklagen,
dat syn ossen, rogge, speek, vleysch, broet, botter, haver, hoender in Lennips huyss verteert syn, behelffen dat hie effenvval soventien oft achtien peerden in syn huyss stedes gahadt ende onderholden heft, waeromme billick behoerde, dat hem Lennip noch restitutie und behulp dede tot syne geleden schaede.
De buiren vertuigen Willem van Lenuip op eene onrechte esschinge, oft sal bevvijsen, alse lantrecht is, dat sie mit den anderen verdragen ende overkomen syn tsamen in te leggen und tho te schieten, alsdan Gheert Schilt in onbruickinge; und sullen alsdan mit den anderen rekenen und den anderen vuldoene.
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE 1572 -1577
Pag. 370. 371 en 372.
Goesprake the Dalen opten XXen Martii Anno 1577.
Aangifte van gepleegde vergrijpen.
Jan Warminge i mesbote an Cornelys Wispelwey. Et solvit. Beren-t scheper 1 mesbote an Koep Claessen.
Aangifte van een gepleegd vergrijp.
Willem van Lennip 1 mesbote an Jan Weggemans.
Wederzijdse mishandeling. De gedaagde bekent en wil het meesterloon betalen, als men ook hem zijn meesterloon betaalt. Beslissing: Gedaagde moet eischer betalen, en de eischer en zijn helper moeten onderling een schuldig maken om het meesterloon van gedaagde te betalen, of anders beiden deswege schuldig zijn.
Jan Weggemans claecht over Lennip, dat hy synen meisterloon niet wil betalen.
Lennip presenteert idt zyne tho betalen, als hy Lennips meisterloone wederbetaelt, soe hy ende Jan Kosters toe Zwele hem oick bloet gelaten hebben.
De buiren vertuigen, dat Lennip schuldich is den klaeger syn meisterloen toe betaelen und de klager mit syn hulp sullen eenen schuldigen maicken om Lennips meister(loen) weder toe betalen aft gelycke schuldich wesen.
Personen, die, volgens gerucht, een dief zouden hebben laten loopen, .worden gelast hieromtrent verklaring te doen. Zij verklaren, dat het niet zo is.
Voer geruchte, dat van den Kamp zeecker speck ende anders sold genomen syne und dat salige Harman schoemaickers soens den dieff solden gehadt hebben und hem weder lopen laeten, dat Jan Buse secht Egbert Eltinge hem thogesacht sold hebben; dat de buiren vertugen opt soens te seggen ende daervan verklaringe te doene. Dewelcke seggen sulcx ganslycken tho ontkennen und hoer geene speck gestolen toe wesen.
De buren van Coevorden klagen, dat die van Dalen turf hebben verdorven, die eischers gegraven hadden op terrein, dat tusschen Coevorden en Dalermark ongescheiden ligt. De gedaagden (de buren van Dalen) antwoorden: Gij kunt niet bewijzen, dat het terrein binnen de mark van Coevorden ligt. Na re- en dupliek beslissen de buren van Wachtum, dat de eischers moeten bewijzen, dat het terrein ligt binnen het gebied van Coevorden. De eischers gaan in appel.
Henrick ter Scheer, Henrick Geertmaechsm Henrick Welinck ende Harman then Oirde claeghen over de buiren van Dalen, wie dat sie clegers up hoeren marcklycken groten groten koste ende mit hoeren zuiren, zwetigen arbeyt zeeckere turff gegraven hebben, deselve daerna geringet om druech tho werden ten ansien ende wieten van de (fol. 174) van Dalen und dat in de marcke, soe alnoch tusschen de van Dalen en de Covorden onverscheyden licht, denwelcke de gemeene buiren van Dalen moetwillichlijcken by nacht, slapender tijt, hebben ingetreden, in de kuilen geworpen ende verdorffen; versuecken daerom hoeren schaeden ontricht toe hebben und claegen over gewalt.
Antwoirden den buiren van Dalen, dat de anIeggeren sullen ten eerster bewysen, dat idt nacht, slapenderwyse geschiet sy, ten anderen sullen sie veroirsaict wesen tho bewysen den rechte genuechsam, dat deselvige ingetreden turffen in de marcke tho Covorden gegraven sint, und alsdan sal daervan gedaen worden, als recht is.
Replicierende seggen de klegers, dat sy alleene begeren verset tho hebben hoers gegraven turffen by de van Dalen ingetreden ende bedorffen, als sy niet en ontkennen, sonder questie te maicken ort sich te onderwinden, wel de marcke egentlycken tho kompt alse private parsoner.
Duplicerende persisteren de van Dalen by hoer antwoirdt.
De buiren van Wachtmen vertuigen de voirs. van Covorden op eene onrechte clachte, oft sullen bewysen, alse lantrecht is, den rechte genuechsam, dat sy den turff in de marcke van Covorden gegraven hebben, den de van Dalen ingetreden, ende dat sulcx by nachte ende ontyden geschiet is, alsdan de van Dalen op gewalt ende misbruickinge. De van Covorden berapen den buirtuich te lantrecht.
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE .1598-1602
ACTUM UP DIE GEHOLDENEN GOESSPRAECKE THOE DALEN
DEN 24 JULIJ ANNO 1600.
Notificatie van een begaan misdrijf en van het door de buren voltrokken vonnis.
Die van Wachtmen brengen an, dat Sipko van die Jouwer hebbende een misdaet gedaen, daerom hie up een radt gelecht.
AANGIFTE VAN GEPLEEGDE VERGRIJPEN
Jan Wevers knecht Stoffer een messeboet an Jan Eyssinge 1 g.g. Mr. Luicas, onderschults toe Dalen, een messebeet ahn Meerten Wulveringe.
AANGIFTE VAN TOOVENARIJ
Ahngebracht van die buir van Dalen, als dat Kock Gese, Anne Herman Timmermans
vrouwe, Jenne Hermen in de Benten vrouwe sinnen beruchtiget mit toverye, 't welck strate -maer ende moele-maer. Die man van d'eene frouwe beklaechde in droncken.schap sulcks gesecht t'hebben. Kock Gese ehrbiet hals, lijf ende guedt: begeert een jegener.
GOORSPRAKEN VAN DRENTHE 1583-1589
WACHTMAN
AANBRENG VAN EEN GERUCHT
Brengen voer geruchte abn, dat een arme jonge uth der kercken van Dalen enich vlass genomen, doch hadde tselver daer voert weder ingebracht.
De buren van Wachtman, wien het begaan en berijden van zeker perceel grornds wordt verboden beweren, dat het hun kerkeweg is, die over bedoeld perceel loopt, en wel sinds overoude tijden: hun wordt opgedragen te bewijzen, dat het perceel te hunnen behoeve bezwaard is met een zakelijken last van rijweg.
Hindrick Schoemaker hefft den gemenen buren tho Wachtman lathen verbeden sijn acker bi Abbinge-camp omme daer niet over tho faeren, tho rijden noch gaen, actum den ersten Januarij anno etc. 89, mit buren Johan Woerdinge und Zwer Ovinge.
Antworden de van Wachtman, dat het hoer kerckwech sij van hondet tot hondert jaeren; kan Hindrick bewisen, dat het hoer kerckwech niet is, moethen sij liden.
De buren van Dalen tugen, dat de van Wachtman sollen bewisen, alse landtrecht is, dat sie over Hindrick Schoemakers landt een wagenwech hebben, off anders in een ontbruick.