1842 Stervenen begraven in Drenthe

Drentse volksalmanak 1842

DRENTSCHE GEBRUIKEN bij sterfgevallen en Begrafenissen.

Met genoegen las ik in ons Drentsch Jaarboekje van den jare 1840 het stukje, getiteld : Groeven of Uitingen. Vermits het aldaar medegedeelde echter alleen de gebruiken betrof, welke gedurende de-17de en 18de eeuw plaats vonden, bevond ik mij niet geheel voldaan, maar ontstond bij mij het verlangen, ook te weten: in hoe ver die begrafenissen en begrafenismaaltijden door, den tijd gewijzigd en veranderd zijn geworden, en thans, vooral in dat gedeelte van Drenthe worden gehouden, waar men nog het meest aan de voorvaderlijke gebruiken gehecht is, en men veel bijzonder Drentsch heeft.

Ik begon zelf hiernaar eenig onderzoek te doen; en vernam, dat de gewoonten hieromtrent geenszins dezelfde, maar toch nog eenig in haar soort en onderscheiden van die in andere provincien waren gebleven; tevens ontdekte ik, dat er ook vóór de begrafenissen bijzondere gebruiken en ceremonien plaats vonden. Het resultaat van mijn onderzoek deel ik hier mede, vertrouwende hierdoor mijne gewest genooten geene ondienst te doen.

In dat gedeelte van Drenthe, hetwelk het Zuiderveld pleegt genoemd te worden, is het Drentsch karakter het minst verbasterd, en zijn alzoo ook de gebruiken en gewoonten aldaar plaats vindende meer eigenaardig Drentsch. Hetgeen ik omtrent de gebruiken bij sterfgevallen en begrafenissen mededeel, heb ik aldaar vernomen en gedeeltelijk zelf opgemerkt.

Wanneer in eene of andere woning een lid des huisgezins het tijdelijke met het eeuwige is gaan verwisselen, vorderen de Drentsche gewoonten dat hiervan dadelijk aan de naastste geburen kennis wordt gegeven, welke alsdan verpligt zijn, het sterfgeval ten spoedigsten aan de verdere buurt als ook aan de familie in het dorp, (zoo die aanwezig is,) te berigten.

Is het sterfgeval bekend gemaakt, dan staken al de geburen, vrouwen en mannen, zoo veel zulks mogelijk is hunnen dagelijkschen arbeid, en maken zich gereed hunne bedroefde vrienden bij te staan, en zich op eene betamelijke wijze van hunne buurpligten te kwijten. Weldra ziet men nu de geheele buurt met eenigen van de in het dorp wonende familie en corps zich naar het sterfhuis begeven. Het huisgezin gegroet en eenig rouwbeklag gemaakt hebbende, gaat men aan het werk, dat te verrigten is.

Het zielloos ligchaam wordt van de kleederen ontdaan en op stroo neergelegd, hetwelk met den gebruikelijken term van den doode afleggen bestempeld wordt ( 1 ) .

Bij dit afleggen is het pligt, dat de naastste der geburen het eerst zijne handen uitstrekt en het werk aanvangt. Is de doode afgelegd en heeft men volgens gebruik een kopje koffij en een boterham (een stuk). genuttigd, dan spoedt men zich tot andere werkzaamheden.

De vrouwen zetten zich neder om de doods kleederen in orde te brengen. De mannen brengen de doodkistplanken (huusholdplanken) (2)) welke gewoonlijk al gereed liggen, naar den timmerman, en bestellen de kist (vat). Hierna doen zij onderzoek of de rogge, tot de stoeten (brood), welke op de groeve (begrafenismaakijd) gebruikt zullen worden, benoodigd , schoon gemaakt is en gereed staat om naar den molen te worden gebragt. Is de rogge nog niet schoon gemaakt, dan moeten de geburen zulks zelve gaan verrigten; zij brengen daarna het koren naar den molen, en vervolgens als het gemalen is, naar den bakker om tot stoeten te worden verbakken. Ook eischen de buurpligten , dat de naaststen der geburen zich op den eersten morgen, nadat iemand overleden is, naar de kerk begeven, om door klokkengelui de geheele gemeente met het plaats hebbende sterfgeval bekend te maken, en den doode, gelijk het genoemd wordt, te verluiden. Voor gestorvene beneden de twaalf jaren, wordt er eenmaal eens geklept en één toer, een tempo, geluid. Heeft de overledene eenen hoogen ouderdom bereikt, dan vordert het gebruik, dat er eerst driemaal aan de klok geklept (3), daarna drie fiksche tempo’s geluid wordt. Deze luiders hun werk verrigt hebbende, begeven zich van de kerk terstond naar de pastorij, om den predikant aan te zeggen, wie de verluide is, en Zijn Eerw. te vragen, wanneer het Z. Eerw. het best gelegen komt, de lijkpredikatie te houden (4).

Gewoonlijk op denzelfden dag, nadat iemand des morgens of 's nachts overleden is, wordt de doodkist reeds des avonds naar het sterfhuis heengevoerd. En nauwelijks heeft men de kist in huis, of de gezamenlijke geburen leggen liet lijk in deszelfs toekomstige enge woning, terwijl meestal dadelijk de kist gesloten wordt. Bij deze indrukwekkende verrigting, wordt gewoonlijk een dronk jenever gegeven, welke bij het bederf van het levenlooze ligchaam welligt dikwijls zeer nuttig is.

Op den dag, waarop de gestorvene des morgens verluid is, houdt men des avonds eene groote bijeenkomst in het sterfhuis, om met de voormalige huisgenooten des overledenen te overleggen, aan welke der familiebetrekkingen het sterfgeval zal aangezegd, en wie op de groeve zullen genoodigd worden.

Ook dit aanzeggen zelf is het werk der geburen; alleen aan diegenen der familie, welke buiten de provincie woonachtig zijn, behoeven zij geene kennis te geven. De door het gebruik gesanctionneerde wetten worden ook in dezen in het minst niet overschreden.

Een ieder betoont zich gewillig, zijne verpligting na te komen. Nog moet hierbij worden opgemerkt, dat de reizen bepaald worden, naar dat men van de verste of naastste geburen is. De naaststen der geburen moeten het sterfgeval aan de verst verwijderde familie aanzeggen; de verste buren aan die der familie, welke meer nabij hunne woonplaats hebben.

Nu is er rust tot op den dag, vóór dat het lijk ter aarde besteld wordt. Op dezen dag gaan al de buurvrouwen gezamenlijk naar het sterfhuis, om de spijzen, tot de goeve benoodigd, te bereiden. Zij zelve overleggen onderling, hoe veel koffij, hammen, rijst, suiker, erwten, mostaard en peper men noodig zal hebben. Hieromtrent tot een besluit gekomen, verzoeken zij de naastbestaanden, dat hun de bepaalde spijzen worden aangewezen, of, zoo de vereischte voorraad hiervan niet aanwezig is, gaan zij zelve zulks in een winkel in het dorp koopen, waar zij door de winkeliersche op een- kopje koffij onthaald worden.

Een kopje koffij gedronken hebbende, vertrekken de ijverige kooksters ook spoedig weder naar het sterfhuis, om de hammen (schinken) in het water, en de erwten en rijst in de week te zetten. Na ook nu nog weer een kopje koffij en een boterham (eenstuk) genuttigd te hebben, keeren alle, regt voldaan over het verrigte, weder huiswaarts.

De dag der begafenis is aangebroken. (Konden wij van de anders zoo bezadigde, godsdienstige, deelnemende Drenthen nu andere gebruiken schetsen!) In geene woning ontwaren wij meer bedrijvigheid en rumoer dan hier, waar men stilte en diepen ernst zou verwachten. Daar zien wij al de geburen: mannen en vrouwen, zonen en dochters, dienstknechten en dienstmeiden, begeerig naar de spijs en drank, welke genuttigd zal worden, het klaaghuis (zoo het een klaaghuis heeten kan) innemen.

Om de begrafeniskosten weer eenigzins goed te maken, brengen de geburen eene quantiteit boter, ieder huis gewoonlijk 2 L 4 pond, mede, en stellen deze de bedroefde familie ter hand. Eerst moet er nu terstond weer een kopje koffij en boterhammen genuttigd worden. Nadat dit afgeloopen is, gaan de vrouwen aan het koken, en de mannen aan het bereiden der tafels, waaraan gegeten zal worden en aan het graf graven. Dan, niet alleen verschaft het etenkoken de burinnen eene bijzondere drukte; de familie, van welke nu deze dan gene, met een mandje van de noodige portiën boter voorzien aan den arm, het huis binnen treden, moet ook op koffij en stoet onthaald worden. - Nu is het op het drukst. De een heeft meer dan de ander van den gestorvenen te verhalen; geene zijner goede daden en hoedanigheden blijft ongeprezen, bijna een ieder heeft het woord en . . . . praat. Op eens echter worden de gesprekken afgebroken. De klok luidt, tot een teeken, dat het graf gereed is.

Mutsen en hoeden worden gezocht en weder opgezet, om gereed te zijn, als het lijk zal ter aarde besteld worden. Daar treden de grafgravers binnen en kondigen den tijd der begrafenis aan. Nu neemt men de jenever flesch, en wordt er even rondgedronken.

Dit gedaan zijnde, wordt de kist op de baar geplaatst, welke voor de huisdeur op de deel staat, en met het doodlaken overhangen. De begrafenis neemt een aanvang. - De dragers, gewoonlijk acht in getal, beuren de baar op en dragen haar, met den afgestorvene in deszelfs enge woning, tot op den wagen, welke met paarden bespannen voor de baander gereed staat, om het lijk verder naar de begraafplaats te vervoeren; of, zoo het sterfgeval in het kerkdorp zelf plaats vindt, wordt het lijk tot op de rustplaats der dooden gedragen. Twee aan twee scharen de bloedverwanten zich nu achter de baar of den doodwagen, en maken eene plegtige lijkstaatsie uit. De mannen, welke de vrouwen achter het lijk voorgaan, nemen dadelijk, als zij de huisdeur uitgaan, de hoeden af, en wandelen eerbiedig, met ongedekten hoofde, de deel over , waarna zij, buiten getreden, de hoeden wede; opzetten. Nu dient opgemerkt te worden, dat het geenszins hetzelfde is, langs welken weg men het lijk ter rustplaats voert. Elk huis heeft zijnen weg naar de begraafplaats, welke reeweg gedoemd wordt; en langs dezen weg en langs geenen anderen, al moet hij ook, gelijk in den sneeuwtijd wel eens het geval is geweest, opengegraven worden, ter rustplaats gebragt worden. Allengskens, onder het dof gebrom der dorpsklok, nadert men de verblijfplaats der dooden. Terwijl alle aanverwanten zich in eerbiedvolle stilte in een kring om den kuil plaatsen, en de oogen strak op het graf gevestigd houden, laat men de doodkist in de diepte nederzakken en begraaft men dezelve. Nu treedt men het Godsgebouw binnen, waar de leeraar den trein wacht, om haar een woord van bemoediging en vertroosting toe te spreken. Met hartelijkheid en juistheid ontvouwt hij de troostgronden des Evangelies. Dan ach ! slechts de verste verwanten trekken er eenige nuttigheid van; de meeste der aanwezigen zijn te bedroefd, dan dat zij den leeraar de noodige aandacht zouden kunnen schenken. Genoeg ook. . . . er is eene lijkpreek gedaan, waarop men bijzonder gesteld is, en de tekstwoorden worden ter eeuwige gedachtenis achter in den bijbel opgeteekend (5). – De godsdienstoefening ten einde. Nu spoedt men zich, verward door elkander, naar het klaaghuis, of liever, naar het huis der maaltijden. Is het, dat de predikant en de koster

en hunne vrouwen de groeve bijwonen, dan wordt aan deze, met de naaste bloedverwanten, eerst nog een kopje koffij met een klontje aangeboden. Dit gebeurd zijnde, zet men zich aan den rijk voorzienen disch, aan tafels in keuken en kamer (zoo er eene kamer aanwezig is), en op de deel in de lengte voor de koestallen heengezet. Een der geburen verzoekt den leeraar, een goed woord te spreken, het gebed te doen. De leeraar plaatst zich tusschen de vertrekken, waar gegeten zal worden, en roept de Bron aller goede gaven op eene gepaste en eerbiedige wijze aan, om eenen verbeurden zegen. Aanstootelijk en ergerlijk is het echter, dat dikwijls door het geschreeuw der kinderen en het gebulk der koeijen het gebed niet verstaan wordt.

Onder een bedaard zamenspreken zet men zich nu tot het eten, terwijl de geburen bedienen en de gemone geregten af- en aandragen. Eerst wordt er van de tot dikke soep gekookte groene of gele erwten, welke van mostaard en peper en de noodige boter voorzien is, naar smaak of verkiezing- genuttigd. Vervolgens gaat men tot het tweede geregt, de rijstenbrij met eene rijke hand met boter en suiker bestrooid, over (6). Ook van dit geregt wordt niet tot verzadiging toe gebruikt. De schinken met de gebakkene stoeten moeten ook niet onaangesproken blijven. Weldra ook verschijnt dit derde en laatste geregt. Volgens gebruik, worden nu den predikant en den koster en diegenen der getrouwden, welke onder een balk zitten (ongetrouwden, behalve den predikant en koster, welke hierin eene uitzondering maken , mogen geene schinken voorsnijden), een der schinken voorgezet, om die in stukken te snijden. Deze voorsnijders moeten, terwijl zij daarmede bezig zijn, de hoeden afzetten, opdat aan de schoone schinken de betamelijke eerbied betoond worde. Met groote graagte voorziet men zich nu nog van het noodige , waarna, de maaltijd geëindigd zijnde, de leeraar weder den drempel betreedt, en voor het genuttigde dankt en allen aan den liefderijken Alvader aanbeveelt.

Na het eten gaan al de gasten gewoonlijk uit elkander, terwijl alsdan de geburen, welke tot hiertoe bedienden, zich met het overgeschotene te goed doen en het tafelgereedschap weder wegbergen. De meeste gasten gaan nu hunne kennissen of familie opzoeken, of, zoo zij die niet in het dorp hebben, leggen zij een bezoek af bij de geburen, bij welke zij naar gewoonte genoodigd worden. Niet lang duurt echter dit afwezig zijn. Na elders een kopje koffij gedronken te hebben, keert men terug naar het sterf huis, waar alsdan thee wordt gedronken. Welhaast begint nu de dag te dalen. De meeste der gasten, welke hunne woonplaats vóór den nacht weder bereiken kunnen, nemen, na eerst nog koffij en boterhammen genuttigd te hebben, afscheid en vertrekken. Dan, nog is de groote begrafenisdrukte niet afgeloopen. 's Avonds komen nog eenmaal alle geburen met kinderen en dienstboden opdagen, om nog eens koffij en boterhammen te gebruiken. Nu beginnen de bewoners van het sterfhuis weder ruimer adem te halen, en worden hen hunne regten in hun eigen huis, welke zij tot hiertoe den geburen moesten afstaan, weder toegekend. De eenige last, welken zij nog te verdragen hebben, is, dat zij den volgenden morgen de buurvrouwen, welke alsdan het geleende etensgereedschap terughalen, op koffij en boterhammen moeten onthalen.

Deze zijn de gebruiken, welke bij de meeste sterfgevallen bij de ouderwetsche Drenthen tegenwoordig nog naauwkeurig waargenomen worden. Vele lezers zullen ongetwijfeld zich verwonderen en vragen, hoe het mogelijk is, dat al die ceremoniën en zeldzame gewoonten en gebruiken nog in stand zijn? Maar hun wordt toegevoegd, dat de meesten dergenen, die thans zich nog aan deze gebruiken houden, dikwijls hun verlangen te kennen geven, dat zij van die wezenlijke lasten mogen ontheven worden. Eenige der voornameren behoeven slechts de bestaande wetten te schenden, en de Drenthen zullen op eene eigenaardigere, gepastere en minder lastige wijze hunne dooden de laatste eer bewijzen.

Z......                                                                   R . . . . . . . . .

 

(1) Zeer wenschelijk ware het, dat men, vermits men zoo dikwijls van schijndooden hoort, als zoo spoedig als gewoonlijk geschied, er toe overging om de dooden af te leggen ! Vele Drenthen zijn hoogstwaarschijnlijk door die rassche ontkleeding vermoord, zoo niet levendig begraven.

(2) Zie Dr. Volksalm. 1840, bl. 156.

(3) Het vooraf aankleppen geraakt meer en meer in onbruik.

(4) De lijkpredikatien worden in al de dorpen, ressorterende onder den Ring van Koevorden, nog gehouden; als ook nog elders in Drenthe, als te Gieten, Gasselte, Gaseelternieuwveen, Peize en welligt nog in andere dorpen. Zij zijn hoogst waarschijnlijk van Roomsch-Catholijken oorsprong. Ook

schijnen vele Hervormde Drenthen aan dezelve niet minder waarde te hechten, dan de Roomsclien aan de zielmissen, zoodat zij het nooit vergeten kunnen.als iemand hunner naastbestaanden zonder lijkdienst begraven is.

(5) De armen morden gewoonlijk bij de lijkpredikatien zeer goed gedacht, en daardoor ontvangen zij eene schoone zijde. Het is gebeurd, dat bij eene lijkdienst tusschen de 50 á 60 gulden gecollecteerd werd. De naastste bloedverwanten geven hunne gaven in het in den gang staande bekken, in papier, ingewikkeld en met eenen draad omwonden.

(6) Nadat de bieren meer belast en vele brouwerijen in Drenthe afgeschaft zijn, gebruikt men niet meer als voorheen bij de groeven bier en bierpap. Zie Dr. Volksulm. 1840.

 

www.oud-schoonebeek.nl