1663 Meivuren verboden

Losse bladen uit Drenthe's geschiedenis verzameld door J.S.Magnin.

 

Het Branden van Meivuren in Drenthe verboden. 1663.

Geen kerkelijk feest werd vroeger en wordt nog met meer luister gevierd dan Paschen, bij de Israëlieten reeds ten tijde van Mozes ingesteld, ter herinnering aan den uittogt van hem en van zijne geloofsgenooten uit Egypte; bij de Christenen ter herinnering aan de Opstanding des Heilands.

Paschen was en blijft steeds een waar vreugdefeest; vooral de paasch maandag was en is nog, immers na afloop der godsdienstoefeningen, aan de breugde gewijd. De feestvieringen, van dien dag zijn echter minder luidruchtig, dan voorheen; minder in het oog vallende, 'dan voor een veertig of vijftigtal jaren. Vooral het branden van paaschvuren destijds nog in Drenthe zoo algemeen, is sedert aanmerkelijk afgenomen. Wel worden in sommige dorpen en gehuchten van deze provincie nog paaschvuren gestookt, maar op verre na niet meer in alle plaatsen en met zoodanige belangstelling, als eertijds het geval is geweest.

Voor ouden en jongen was het paaschvuur eene groote verlustiging. Bij ieder dorp, bij ieder gehucht, meestal op een hoogte, een zandheuvel of eene, andere verhevenheid, werd de vasteplaats gevonden, welke tot het jaarlijks branden van het paaschvuur was bestemd.

Van maandag tot zaturdag voor paschen liep de mannelijke schooljeugd in de dorpen en gehuchten rond, tot het verzamelen van de voor het zoo geliefde paaschvuur noodige brandstoffen, welke zorgvuldig bij elkander werden gebragt en voor het feest bewaard. Wie onzer herinnert zich niet met genoegen hoe de schooljongens, hij zelve misschien mede, toen hij nog in dien gelukkigen leeftijd was, onder het mededragen en mede sleepen van alle ligt brand en vervoerbare artikelen, langs straaten, steegen en wegen liepen, uit onbeklemde borst singende:

"Heb j'ook oude manden (of wannen),

 Die we Paschen branden,

 Of een bosje riet?!

 Anders hebben we Paschen niet!"

En wie herdenkt niet met innige tevredenheid, hoe een iegelijk zich beijverden om, door het verstrekken van alles dat voor verbranding geschikt was en gemist konde worden, tot bereiking van het beoogde doel: het verzamelen van het benobdigde tot een hoogvlammend paaschvuur, naar vermogen bij te dragen en daardoor te voldoen aan het vriendelijke verzoek, in het kunsteloze lied der jeugdige verzamelaars vervat? Wie hoort niet nu nog met welgevallen, in zijne gedachten, de kreten van vreugde en verrassing, welke zoo luide klonken, wanneer de brandstoffen in hoedanigheid of in hoeveelheid, de gespannen verwachting der zoo logt tevredene jeugdige menigte overtroffen? Wie weet het niet, dat de blijdschap der kleinen den hoogsten top had berijkt, dat er geen einde aan het geroep, gejuich en gejubel scheen te zullen komen, als de grootste schat, het meest gewenschte voorwerp, een ledige, teerton, was verkregen? Dien te hebben dat werd voor een onwaardeerbare schat, voor het grootste geluk gerekend. Hij toch moest strekken, in de eerste plaats om te prijken boven op eenen in den grond gezetten paal, rondom welken de bijeengegaarde overblijfselen van manden, matten en wannen, de aangebragte hartsachtige dennentakken en andere ligt brand en ontvlambare voorwerpen werden opgetast en vervolgens, om, door zijne als vurige tongen rondlikkende en ten hemel stijgende vlammen de kroon op het werk te zetten en den bewoners der naastgelegene plaatsen de oogen te schitteren, ten einde deze zich een denkbeeld van de grootte en de fraaiheid van het paaschvuur zouden kunnen vormen. In ieder dorp, in elk gehucht van Drenthe, werd ten dezen opzigte op dezelfde wijze gehandeld; in iedere plaats wilde men zich op het grootste en schoonste paaschvuur beroemen: ieder meende zijn uil een valk te ziin.

Was, met de voorbereidende werkzaamheden tot het paaschvuur eene geheele week door de jeugd in vreugde en genot gesleten, op paasch maandag namiddag kwam oud en jong, zoo als telken jare de gewoonte was geweest, voor zoover ieders geheugen reikte, op de bepaalde en welbekende plaats bijeen ten einde bij het ontsteken en branden van het feestvuur vreugde te rapen, of er getuige van te zijn. Tegen het ondergaan der zon werd de brand net gejuich in de houtmijt gestoken en naar mate de knetterende vlammen hooger stegen en de in het zwerk opgevoerde vonken in grooter en grooter aantal als een vuurregen nederdaalden, namen de jubeltoon steeds toe tot dat eindelijk het grootendeels verteerde en in asch verkeerde gevaarte instortte en eene algemeene luide kreet van blijdschap en tevredenheid werd aangeheven, die heinde en verre in de ruimte klonk.

Werden nu door levenslustige jongens de smuelende overblijfselen van het verbrande paaschvuur al joelende en zingende dóórgesprongen. Platgetrapt en uitgedoofd, -maar al te dikwerf tot schade en verdriet der ouderen die des avonds of des anderen daags aan de in meerdere of mindere mate verschroeide kledingstukken hunner zoontjes meer dan duidelijk genoeg konden zien, hoe onverschrokken deze waren geweest, hoe ze zich bij het paasch vuur hadden geweerd en uitgesloofd, -door menige dartele hand met houtskool zwart gemaakt, werd het blozende gelaat of de rozenkleurige wang van bloedverwant, kennis en geliefde bestreken. Vervolgens ging de menigte uiteen en nog dagen lang was het zoo helder gebrand en geschitterd hebben de paaschvuur het voorwerp der bewondering van de jongen, eene genoegelijke herinnering voor de ouderen en het onderwerp der gesprekken van allen. Waarom wordt het branden der paaschvuren, als aan zoo velen een geheel kosteloos en onschuldig vermaak verschaffende, niet op alle mogelijke wijzen aangemoedigd? Sedert de laatste jaren werden ze alleen hier en daar nog door kinderen in stand gehouden. maar den volwassenen bemoeijen er zich niet meer mede, en ze zijn al meer en meer in verval gekomen en in onbruik geraakt.

Verschillende zijn de gedachten, over de betekenis van het paaschvuur en over zijnen oorsprong. Sommigen houden het voor het zinnebeeld van het reinigingsfeest der Isaraelieten, die tegen Paschen, zoveel mogelijk, alle opruimen, opschoonen en vernieuwen, anderen beschouwen het als een vreugdevuur, door de Christenen ontstoken ter herinnering aan de heugelijke verrijzenis van den Zaligmaker, derden, die den oorsprong van het paaschvuur uit den heidenschen tijd en uit de godsdienstige gebruiken der heidenen afleiden, meenen er een geestelijke plegtigheid in te herinneren, welke ter eere van de terugkeerende lente of van den naderenden zomer is ingesteld, vierden zijn van gevoelen, dat het moet worden geacht te zijn eene vóór eeuwen ingestelde huldiging van het nieuwe jaar, dat eertijds door sommige Christelijke volkeren werd gerekend met het paaschfeest aan

Te vangen, nog anderen zijn dienaangaande van andere gevoelens. Tusschen al die gissingen te beslissen op goede gronden, schijnt niet gemakkelijk te zijn. Volgens de Duitsche godenleer van den geleerden Grimm, worden nog hedendaags, in midden Duitschland, uit de tijden des heidendoms hunnen oorsprong ontleenende en afkomstige landelijke feesten gevierd, welke naar het schijnt zijn ingesteld tot plegtige begroeting van den naderenden zomer. In Parijs nam eertijds de geheele bevolking, van welken stand of rang ook, deel aan het feestelijk St. Jansvuur, dat jaarlijk zoo als men meent, ter eere van het zomergetijde werd ontstoken, en nog te huidigen dage wordt in Bretagne het branden van het st. Jansvuur onder de feesten des volks geteld.

Soortgelijke feesten werden, vóór twee eeuwen nog, ook in Landschap Drenthe, algemeen gevierd. In of bij alle dorpen en gehuchten werden telken jare, in het bijzonder gedurende den dag en den avond van den eersten Mei, versierde boomen geplant en vreugedevuren ontstoken, welke Meiboomen en Meivuren werden geheeten. Op grond van die benamingen, en op grond van den tijd op welken ze geplant en gebrand werden, schijnt men te mogen aannemen, dat ze waren ingesteld, om den terugekeerenden mei of zomertijd te huldigen, even als de feestvieringen en de St. Jansvuren in Duitsland en Frankrijk, waarvan we hierboven hebben gesproken. Is dat zoo, dan moet men, naar het ons voorkomt, de meivuren niet met de paaschvuren gelijkstellen of verwarren; naar onze gedachten is de instelling der eerste uit de tijden des heidendoms herkomstig en die der laatste uit veel jongere dagteekening.

Het branden der meivuren in dit gewest werd maar te zeer vergezeld van en gevolgd door ongeoorloofde bijeenkomsten, handelingen, drinkgelagen en uitspattingen. Uit dien hoofde werd dan ook het planten van meiboomen en het branden van meivuren verboden, bij eene resolutie van Ridderschap en Eigenerfden, de Staten van het Landschap Drenthe genomen op den Landsdag, gehouden te Assen. den 24n Februarij 1663, woordelijk luidende als volgt:

"Ridderschap en Eygenerffden,

Staten der Landtschap Drenthe.

Alsoe t'onser tegenwoordiger vergaderinge verscheydene clachten ende doleantien ons van veele goede Ingesetenen syn voorgecomen, over de Meyvuren, die alomme in t' Landt op de meyavonden, oock op de meydagen, mede wel voor ofte daernae, gestoocktet ende somwylen in de laete nachten continuëren, waartoe de tuynen ende al het holt dat men daer omtrent aan loskrygen aengepackt ende aengelecht wordt, tot schade ende ongeryff van de Eygenaer mede niet zonder peryckel van brandt in de dorpen ende buirschappen te brengen, om welcke vuyren oock dansen gepleegt, ende onnutte udele Leedekens gesongen worden, ende daerop dan mede doorgaens nachtsuypereyen ende andere onbehoorlycke actien komen te volgen, tot ergenisse van veele vrome;

Soo ist, dat wy, nae voorgaende deliberatie, geresolveert ende gevonden hebben, de gemelte meyvuiren ten eenemael afte schafren. In terdiceren ende verbieden deselve alsnoch mits desen, invoegen, dat hem niemandt jock ofte oudt sal mogen onderstaen soodaene meyvuiren aentesteecken ende te branden, nochte oock daerby present te wesen, by de breucke van twee goldtgulden by yeder een te verbeuren, ende sonder eenoge conniventie met executie in te vorderen van alle de ghene soo deselve vuiren stoocken, ofte oock daerby gevonden worden. Gelyck wy dan roede verbieden eenige meyboomen ‘t houwen, by de penen ende breucken int'Landtrecht ende by voorgaende Placcaten opt' stuck vent holthouwen gestatueert. Ende sullen in degen allen de Ouderen voor haere Kinderen ende de Brootheeren voor haere Dienstboden ende gesinde moeten instaen, Oock de Jongesetene gehouden syn de overtreders van degen onsen placcaet op de Goespraken aentebrengen ende vertyygen, bij de boete ende breucken van oudt ende nae Landtrecht daertoe staende.

Ende ten eynde niemandt eenige ignorantie hyrvan moge hebben te pretenderen, ontbieden ende ordonneren wij allen Schulten ende Onderschulten in dese Landtschap, hyrvan te naestcomenden sondach van de respectiebe predich stoelen afcondinge ende ter gewoonlycke plaetsen aenpleckinge te laeten doen; ook op de onderhoudinge van dese placcaten sorge te draegen."

Het is niet onwaarschijnlijk, dat de paaschvuren eenigermate de meivuren hebben vervangen. Mogt dat zoozijn, dan zoude men kunnen aannemen, dat eene meer gepaste christelijke feestviering eene mindergepaste heidensche feestelijkheid heeft verdrongen, Klagten over ongeregeldheden, doorgaans gepleegd bij of gevolgd op de paaschvuren, zijn bij onderzoek ons niet voorgekomen.

 

www.oud-schoonebeek.nl