In dienst van Napoleon
ROELOF NIJSING RENTING IN DIENST VAN NAPOLEON
In december 2007 verscheen in het Drents historisch tijdschrift Waardeel van de hand van Albert Eggens het artikel 'Roelof Nijsing Renting in dienst van Napoleon'.' Roelof was een boerenzoon uit Achterste Erm die in het voorjaar van 1811 werd ingeloot om met het leger van Napoleon op te trekken richting Rusland. Op basis van bewaard gebleven brieven geeft de auteur een beeld van wat de soldaten - en Roelof in het bijzonder - hebben moeten doormaken tijdens hun barre veldtocht. De redactie wil dit artikel nog eens onder de aandacht brengen, omdat het gaat over een inwoner van de gemeente Sleen, die destijds ooggetuige was bij een belangrijke gebeurtenis in de wereldgeschiedenis. Zodoende volgt hieronder
- met toestemming van de auteur - het artikel 'Roelof Nijsing Renting in dienst van Napoleon',
dat in zijn geheel is overgenomen uit Waardeel.
Roelof Nijsing Renting in dienst van Napoleon Dr. A. Eggens
'Geliefde ouders En vrienden ik Ben nog op Heden Goed gesond En ik Verwagt Van uw Het Zelve' schreef Roelof Nijsing Renting op 12 mei 1811 in een eerste brief aan zijn ouders in Achterste Erm.2 Roelof was één van de duizenden Nederlandse jongens die diende in de Grande Armée van Napoleon Bonaparte. De Franse keizer had dit leger geformeerd om zijn voormalige bondgenoot tsaar Alexander I van Rusland weer in het gareel te krijgen.
De aanwezigheid van een Drentse boerenzoon in het Franse leger is niet uniek.Interessant is dat er een aantal brieven bewaard is gebleven, die Roelof als soldaat heeft verstuurd naar zijn ouders.3 Daarin schreef de Ermenaar over wat hij zoal meemaakte tijdens de barre veldtocht richting Oost-Europa. Het draait daarbij dus eens niet om keizers, generaals en hun tactische en strategische beslissingen, maar om het wel en wee van een gewone dienstplichtige.
En dat in een tijd dat analfabetisme nog veelvuldig voorkwam.
Wie denkt aan Napoleons expeditie naar Rusland, denkt vaak in de eerste plaats aan de dramatische terugtocht van de Grande Armée uit Moskou over bevroren vlakten en ijzige
- De Franse onderneming kampte echter al op de heenreis met grote moeilijkheden.
Dat gold niet alleen voor de militaire organisatie als geheel, maar ook voor de omstandig-heden waarin de soldaten verkeerden. In dit artikel komt aan de orde hoe Roelof Nijsing Renting terechtkwam in het Franse leger. Aansluitend wordt aan de hand van zijn brieven een reconstructie gegeven van de veldtocht naar het oosten.
Onder Frans gezag
Roelof Nijsing Renting werd op 13 april 1788 geboren in Achterste Erm, een klein boerendorp in het kerspel SIeen. Hij was de oudste zoon van Roelof Renting sr. en Zwaantien Nijsing. In 1792 kregen de echtelieden nog een tweede zoon, Harm. Roelof sr. overleed al in 1798.
Zijn vrouw hertrouwde enkele jaren later met weduwnaar Willem Berends uit Dalen. Willem ging wonen in de boerderij in Achterste Erm en hij nam tevens Zwaantiens meisjesnaam aan. De zoons Roelof en Harm hanteerden daarna de dubbele achternaam 'Nijsing Renting'.
Dit was in Drenthe destijds niet ongebruikelijk. Het verschijnsel had bovendien een praktisch voordeel. Zo telde Erm meerdere families Renting, die op deze manier beter uit elkaar gehouden konden worden.
Roelof groeide op in woelige tijden. Aan het eind van de achttiende eeuw hadden patriotten met Franse steun de macht in de Republiek overgenomen en zodoende was in 1795 de Bataafse Republiek ontstaan. De Fransen kregen vervolgens steeds meer invloed in ons land. Hun bemoeienis werd vooral duidelijk toen patriotten elkaar onderling de macht betwistten en er een staatsgreep plaatsvond. De Fransen voerden op dat moment oorlog met Engeland, waarbij zij geen toestanden aan hun noordgrens konden gebruiken.
Daarom maakte Napoleon in 1806 een eind aan het bestaan van de Bataafse Republiek.
Ervoor in de plaats kwam het Koninkrijk Holland onder leiding van Lodewijk Napoleon, een broer van de Franse keizer. Lodewijk Napoleon probeerde een toegewijde koning te zijn door de belangen van zijn onderdanen zo goed mogelijk te verdedigen. Napoleon vond echter dat zijn broer veel te toegeeflijk was tegenover de Nederlanders. In 1810 was de maat vol en werd Lodewijk Napoleon afgezet. Er kwam geen nieuwe koning. Napoleon vond de inlijving van Nederland bij Frankrijk een beter alternatief. Voortaan golden de Franse regels en wetten ook in ons land. De centralisatie werd verder uitgebouwd, waarbij de aloude gewesten plaats moesten maken voor nieuwgevormde departementen. Drenthe en Groningen gingen beide deel uitmaken van het departement Westereems.
Problemen rondom het Continentaal Stelsel
Napoleon wilde de heerschappij over een uitgestrekt rijk en daarom liet hij zijn legers overal in Europa ten strijde trekken. Zij behaalden grote overwinningen tegen Oostenrijk, Rusland en Pruisen, met als gevolg dat deze landen zich moesten neerleggen bij de Franse hegemonie.
Op het vasteland was Frankrijk onbetwist het sterkst, maar de Engelsen domineerden de zee. Zodoende bleef hun eiland buiten de invloedssfeer van Napoleon en dat was de Franse keizer een doorn in het oog.
De invoering van het Continentaal Stelsel moest een oplossing bieden voor het 'Engelse probleem'. Voortaan was alle handel verboden tussen Engeland en het (door Frankrijk gecontroleerde) Europese vasteland. De Engelse economie zou dan ineenstorten en dat eidde natuurlijk tot de onvermijdelijke overgave. Voor de Nederlanders, maar ook voor het industriearme Rusland was het Continentaal Stelsel een ramp, omdat Engeland een belangrijke handelspartner was. De Russen hekelden de Franse buitenlandpolitiek ook nog om een andere reden. Napoleon had na de overgave van Pruisen in 1807 het groothertogdom Warschau gecreëerd, dat in de praktijk fungeerde als een Franse vazalstaat.
Rusland vreesde dat het groothertogdom een eerste stap was naar een onafhankelijk Polen en dat de Poolse provincies binnen het Russische rijk zich daarbij zouden willen aansluiten.
Napoleon had echter geen oog voor de Russische bezwaren.
Tsaar Alexander I schikte zich bijna drie jaar naar de wil van 'bondgenoot' Napoleon.
In die periode ruïneerde het Continentaal Stelsel de Russische economie. Toen de Franse keizer niets wilde weten van soepeler voorwaarden voor de Russische handel en nijverheid, brak de tsaar in december 1810 met het Continentaal Stelsel. Tegelijkertijd stuurde hij troepen naar de Pools-Russische grens.
Hoewel Napoleon een oorlog met Rusland wilde voorkomen, liet hij voor de zekerheid zijn posities in Duitsland en Polen versterken. Spoedig werd het de Fransen echter duidelijk dat diplomatie het bondgenootschap met Rusland niet kon herstellen, zodat er andere maatregelen genomen dienden te worden. Napoleon besloot een enorm leger te formeren om Alexander I te intimideren. Als dat niet lukte zou het de Russen in een bliksemactie een vernietigende slag moeten toebrengen. De veronderstelling was dat de tsaar dan alsnog inbond en tegemoet zou komen aan de Franse wensen. In het voorjaar van 1811 werd een begin gemaakt met de mobilisatie van in totaal meer dan een half miljoen soldaten, die uit praktisch alle door Napoleon veroverde gebieden kwamen. Zoals gezegd was Roelof Nijsing Renting uit Achterste Erm één van hen.
Oproep en loting
Dankzij de invoering van de burgerlijke stand en het burgerlijk wetboek kon eenvoudig worden berekend hoeveel soldaten de Drentse dorpen moesten leveren. Er gold dienstplicht voor jongens vanaf twintig jaar. Roelof behoorde tot één van de eerste lichtingen die moesten opkomen. Hij kreeg op 18 maart 1811 een oproep om naar de kerk in Dalen te komen. Daar werd geloot wie er mee moest in het leger van Napoleon. Roelof lootte zich in, maar het is niet bekend welk nummer hij heeft getrokken.
Verscheidene bronnen zeggen iets over hoe een dergelijke loting was georganiseerd.
Zo heeft Wil Vening de historische roman Albert. Een Drentse loteling naar Moskou geschreven over Albert Veld, een loteling uit het veengebied bij Hoogeveen: Albert moest samen met andere jongens uit de omgeving verschijnen in een plaatselijke herberg, alwaar gemeenteambtenaren hun namen afriepen. Eén voor één moesten ze een papiertje met daarop een nummer halen uit een grote glazen pot. Jongens moesten in dienst als zij een nummer lager dan vijftig hadden getrokken, anderen waren uitgeloot en konden dus thuisblijven.
De door 'mensenverslinder' Napoleon ingestelde dienstplicht was zeer gehaat en zou leiden tot een groeiend verzet tegen de Franse overheersing. Er waren dan ook genoeg lotelingen die de dienstplicht probeerden te ontlopen. Albert Veld had lotnummer 52 getrokken en was dus vrijgesteld, maar hij werd toch bij het Franse leger ingelijfd, omdat één van de zojuist gerecruteerde soldaten de benen had genomen en een tweede zich met succes had voorgedaan als geestesziek.s Anderen kregen hulp van derden. Zo verstopte dominee Jan Herman Heerspink een aantal jongens in de kerktoren van Sleen.6 Het is onbekend of zij uiteindelijk zijn ontdekt en alsnog werden ingelijfd bij het leger. Dat is niet ondenkbaar, want Franse soldaten kamden regelmatig hele streken uit op zoek naar onderduikers. Roelof Nijsing Renting waagde zich er niet aan. Hij schikte zich in zijn lot en wachtte op wat komen ging.
Verzamelen in Groningen
Wil Vening beschrijft in haar roman hoe de dienstplichtigen met paard en wagen van hun woonplaats naar het gemeentehuis in Groningen werden gebracht.8 Daar kwamen alle dienstplichtigen uit Noord-Nederland bijeen. Ze kregen er te horen bij welke afdeling ze waren ingedeeld en ze ontvingen er hun soldatenuitrusting. Roelof maakte deel uit van het 33e Regiment, 4e Compagnie, 5e Bataljon. Op 12 mei 1811 schreef hij vanuit Groningen een eerste brief naar zijn ouders in Achterste Erm. Hierin vertelde hij dat ze hun wapens en montering (soldatenkleding) hadden gekregen. Wat dat laatste betreft ging het om een stropdas, een hemd, een paar schoenen en een paar sokken, terwijl Roelof daar enkele dagen later nog een linnen broek en een paar slobkousen aan kon toevoegen.
Blijkbaar had Roelof zijn burgerkleding ergens in de buurt van Groningen in bewaring gegeven, want hij schreef aan zijn ouders dat zijn kleren en die van Henderikus Kams - een andere loteling uit Erm - te vinden waren bij ene Hindrik Riekens 'voor de stad'. Uit de zin 'Als Gij kund En Gelegenheid Hebt dan schrijft Mij Nog Eens Een Brief weerom' blijkt dat Roelof de correspondentie met zijn familie belangrijk vond. Hij probeerde het thuisfront ervan te overtuigen dat ze zich geen zorgen over hem hoefden te maken: 'Zijt maar wel gerust En Zal Goed oppassen En ik zal mij Voor het kwade Zoeken te wagten zo veel het Mogelijk is'.'
Op I juni 1811 volgde een tweede brief. In Groningen had een smid zichzelf Interessant is dat Roelof schrijft over mogelijkheden om alsnog onder de dienstplicht uit te komen. Het is dan ook jammer dat er geen brieven zijn teruggevonden die de ouders van Roelof aan hun zoon hebben geschreven. Het lijkt er namelijk op dat zij hebben geprobeerd om Roelof terug te halen naar Achterste Erm met als argument dat het landwerk ernstig te lijden had onder zijn afwezigheid. Roelof schreef zijn ouders dat ze zich met een dergelijk verzoek moesten richten tot de prefect in Groningen, dus blijkbaar had hij daarover navraag gedaan. Verderop in de brief van 1 juni vertelde Roelof dat er ook nog op een andere manier hoop was op een goede afloop. Hij had namelijk van een aantal zeelieden vernomen dat zij niet waren ingegaan op de mogelijkheid hun diensttijd af te kopen, omdat zij verwachtten dat ze binnen niet al te lange tijd sowieso 'vrij' zouden komen.
Richting Emden
In de lente van 1811 had Roelof blijkbaar genoeg tijd om te schrijven, want al op 9 juni volgde een derde brief. Roelof schreef dat ze op Tweede Pinksterdag naar Delfzijl waren gemarcheerd, waar ze zich hadden ingescheept richting Emden. Eenmaal in Emden hadden ze geen idee wanneer ze verder moesten. Roelof zal daar niet om hebben getreurd. Hij was te spreken over zijn nieuwe verblijfplaats, omdat het eten er beter was dan in Groningen. Minder handig was het vreemde geld. Het was er lastig rekenen, want 'Een Hollandsche Gulden is daar 32 stuiver'." Blijkbaar werd Roelof in Emden ingedeeld bij een andere afdeling, want hij viel nu onder het 33e Regiment, 5e Compagnie Jagers. Waarschijnlijk verwachtte Roelof dat ze een tijd in Emden zouden blijven. Uit zijn brief blijkt namelijk dat hij verlof wilde gaan vragen, waarbij hij zinspeelde op een bezoek aan Achterste Erm. Hier is echter niets van terechtgekomen en Roelof heeft het er ook nooit meer over gehad.
Het lijkt erop dat de soldij die de dienstplichtigen ontvingen niet voldoende was om te voorzien in allerlei levensbehoeften, want soldaten kregen via de post regelmatig geldbedragen van het thuisfront opgestuurd. Zo ook Roelof. Hij had zes gulden ontvangen, die hij waarschijnlijk had willen gebruiken om een riem te kopen. Roelof had echter al in Groningen een riem aangeschaft en zodoende besloot hij de guldens terug te sturen.
Aan het verzenden van geld kleefden grote risico's. Zo constateerde Roelof dat zijn brieven blijkbaar niet altijd het thuisfront bereikten.'2 Dit was extra vervelend, omdat er in de correspondentie tevens allerlei gewichtige zaken werden besproken. Zo kwam opnieuw het werk op de boerderij aan de orde. Er was al geprobeerd Roelof vrij te krijgen, omdat hij onmisbaar zou zijn voor het boerenwerk, maar aan dat verzoek hadden de autoriteiten geen gehoor gegeven. Daarom moesten er andere oplossingen worden bedacht om het werk op de boerderij toch gedaan te krijgen. Zo werd er bijvoorbeeld gesproken over het verhuren van land. Daar was Roelof echter geen voorstander van, omdat hij verwachtte binnen afzienbare tijd weer thuis te komen.
Van Emden naar Maagdenburg
Voor Roelof zat er niets anders op dan vanuit Emden verder te marcheren, al wist hij nog steeds niet waarheen. Sommigen hadden het over Noord-Holland. Er deden onder de soldaten verhalen de ronde dat ze van daaruit zouden gaan deelnemen aan een invasie van Engeland. Roelof zelf geloofde dat Maagdenburg de volgende bestemming zou zijn. Deze optie was in overeenstemming met de meeste geruchten. Velen dachten namelijk dat het tot een treffen zou komen met Rusland, terwijl er ook werd geopperd dat het Franse leger samen met de Russen het Turkse rijk of zelfs de Engelse bezittingen in India zou aanvallen.13
Tijdens de opmars had Roelof weinig tijd om te schrijven, omdat de soldaten voort-durend in de weer waren. Bovendien moest hij regelmatig op wacht staan. Pas op 25 augustus 1811 schreef Roelof hoe de tocht was verlopen. De soldaten waren op 25 juli vertrokken uit Emden, waarna ze in zestien dagen Maagdenburg hadden bereikt in het oosten van Duitsland. Zeker voor dienstplichtigen zonder een goede conditie moet dit een ware afmatting zijn geweest. Tijdens een gewone dagmars liepen de soldaten met volle bepakking tussen de 15 en 35 kilometer, terwijl de troepen in een geforceerd tempo tot wel 55 kilometer per dag konden afleggen, Roelof was na de zware mars in goede gezondheid in de stad aangekomen, maar ene Gerrit Arends uit Schoonebeek had minder geluk en werd in een hospitaal opgenomen met een niet nader omschreven kwetsuur. Zijn verwondingen zullen echter niet fataal zijn geweest, want Roelof verwachtte dat Arends zich na enige tijd weer bij zijn regiment zou voegen.15
De weersomstandigheden waren evenmin optimaal. Zo maakte Roelof melding van 'swaar weer' onderweg. Het moet erg warm en droog zijn geweest, omdat er volgens Roelof die zomer 'Veele Vrugten' waren verdroogd in Duitsland. Het had er in twee maanden tijd nauwelijks geregend. De Ermer soldaat maakte ook melding van andere wetens-waardigheden over de streken waar hij doorheen had gemarcheerd. Hij schreef bijvoorbeeld over de plaats Borsdorp, waar twee jaar daarvoor in vierenhalf uur tijd 250 huizen in vlammen waren opgegaan. Overigens herinnerde nog maar weinig aan deze ramp, aangezien de meeste huizen al waren herbouwd.16
Roelof was goed te spreken over Maagdenburg. Hij noemde het een 'Zeer voortrefvelijk stad en Een Zeer sterke Vesting'. Hoewel volgens de Ermenaar melk en boter niet voorradig waren, was brood en bier er goedkoop en dus blijkbaar in overvloed aanwezig. Het is de vraag in hoeverre Roelof daarmee zijn rantsoen kon aanvullen, want traktement hadden ze op dat moment al drie weken niet meer gehad. De soldaten werden met zes tot acht man ingekwartierd in huizen verspreid over de stad. In het drukke Maagdenburg zouden zich drie regimenten ophouden van in totaal zo'n tienduizend militairen. En daar kwamen nog voortdurend nieuwe soldaten bij. In de gelederen van Roelof ging dan ook het gerucht dat in Nederland alle mannen tussen 18 en 40 jaar zouden worden opgeroepen voor de actieve dienst.
Opnieuw kon Roelof niet vertellen of ze spoedig zouden vertrekken en wat in dat geval de volgende bestemming was. Hij had uitgerekend dat ze nu 'rijkelijk' honderd uur marcheren verwijderd waren van Groningen en er circuleerden geruchten dat Danzig de volgende bestemming was, op meer dan honderdvijftig uur van Maagdenburg. Dit zal voor Roelof een weinig aantrekkelijk vooruitzicht zijn geweest, na de lange mars die hij al achter de rug had. Dat verklaart misschien waarom Roelof niet geloofde dat ze naar Danzig zouden gaan en dat hij verwachtte dat ze hooguit alleen nog wat verplaatst zouden worden. De wens zal hier de vader van de gedachte zijn geweest.
Aan het einde van zijn brief van 25 augustus schreef Roelof nog iets over de correspondentie met het thuisfront. Blijkbaar maakte hij zich zorgen over de toenemende kosten voor de brieven die over een steeds grotere afstand verstuurd moesten worden. Daarom hadden hij en andere dienstplichtigen uit het kanton Dalen besloten hun brieven als één pakket te versturen, zodat de ontvangers de kosten konden delen.
Van Maagdenburg tot Stettin
In zijn brief van 6 november 1811 schreef Roelof dat ze op 20 oktober vertrokken waren uit Maagdenburg, waarna ze na tien dagen marcheren Stettin hadden bereikt 'zo dat wij Bijna twe Hondert uren Van uw zijn'. In deze brief maakte Roelof melding van een bijzonder natuurverschijnsel. De gehele herfst van 1811 had hij namelijk 'Een star met Een Grote steert' zien schijnen.18 Het ging om een komeet uit het sterrenbeeld Argo Navis, die destijds in praktisch geheel Europa te zien was. Voor veel mensen was de komeet een slecht voorteken. Velen vonden het dan ook doodeng en raakten zelfs in paniek als ze ernaar keken.19
Fragment waarin Roelof schrijft over de komeet, die in de herfst van 1811 te zien was in geheel Europa en volgens velen een periode van rampspoed inluidde. Brief 6, 6 november 1811.
Roelof leek zich ondertussen steeds meer te schikken in zijn lot. Hij verzette zich ook niet langer tegen het verhuren van akkerland in Achterste Erm. De boerenzoon vertrouwde erop dat zijn ouders daaromtrent de juiste beslissingen zouden nemen: 'Hoe gij t Maken moet met de Boerderij dat weet ik niet. Als uw dunkt dat gij meer Voordeel kunt Maken dat Gij het Verhuurd dan Moet Gij het Maar doen zo.20
In Stettin werden de soldaten ondergebracht bij burgers. Dat was geen garantie voor een goed verblijf, want Roelof schrijft dat ze het er niet best hadden. Dat is ook niet zo vreemd als wordt bedacht dat de Grande Armée alle plaatselijke voorraden verbruikte, terwijl de soldaten simpelweg stalen wat ze tekort kwamen.21
Roelof zinspeelde op een snel vertrek, want er waren al sinds een maand alle dagen munitietransporten langsgekomen, terwijl in Stettin de stadspoorten werden dichtgemetseld en er geschut werd opgesteld. Ondertussen was het flink gaan vriezen, zodat de soldaten tevens waterwegen ijsvrij moesten zien te houden. De kou eiste ook slachtoffers. Zo waren in de nacht van 12 op 13 februari twee Franse schildwachten doodgevroren. Hierna moesten de wachtposten om het half uur worden afgelost.
Het werd voor Roelof steeds moeilijker om een frequent contact te onderhouden met het thuisfront. De brieven die zijn ouders eind september hadden verstuurd waren pas op 31 oktober in zijn bezit gekomen. Correspondentie deed er nu dus een maand over om de plaats van bestemming te bereiken. Op 16 februari 1812 schreef Roelof dat het alweer dertien weken geleden was dat hij een bericht uit Achterste Erm had ontvangen, 'terwijl het mij zeer Moejelijk word'22 Ook de andere soldaten uit het kanton Dalen hadden geen nieuwe berichten gekregen. Roelof gistte naar de oorzaak: waren zijn brieven niet aangekomen, of die van zijn ouders niet? Daarom herhaalde hij in zijn brief van 16 februari veel van wat hij in de vorige brief aan zijn ouders had geschreven.
Adressering van één van Roelofs brieven aan het Drentse thuisfront Brief 7, 16 februari 1812.
Eén van de voor Roelof bestemde brieven bevatte maar liefst vijf gouden dukaten. Blijkbaar waren die door de ouders van verschillende dienstplichtigen bijeengebracht, want Roelof schreef dat de dukaten onderling werden verdeeld. Mogelijk dienden ze om de dienstplichtige Drenten alsnog uit de Grande Armée te krijgen, maar daarover was Roelof steeds minder optimistisch. In de brief van 13 februari 1812 vroeg Roelof zijn ouders zelfs om geen geld meer op te sturen: 'Als ik Geld Nodig Ben dan zal ik het u Schrijven, want ik Wens nog Weder te Komen, Dan Zou Mij het ook Mogelijk wel te pas Komen'.23
Op weg naar de Njemen
Op 1 maart 1812 schreef Roelof een brief die speciaal was geadresseerd aan zijn moeder. De reden was dat zij zich grote zorgen maakte over haar zoon. Roelof probeerde haar gerust te stellen en liet weten dat hij zich wel kon schikken in de situatie, 'want het is niet door mijn en Uw toedoen geschied, Maar het is de wil onzes Hemelschen Vaders, die Alles doet wat Hem behaagt'. Daarnaast vond Roelof het juist gunstig dat hij tot de eerste lichting behoorde die naar het oosten was gemarcheerd, want 'Nu behoeven wij van winter Niet te exerseren gelijk Als die van lager loting hebben moeten doen'.24
Roelof schreef zijn moeder verder dat hij haar brief inclusief zes gulden niet had ontvangen. Hij raadde haar daarom af nogmaals geld te sturen, tenzij hij er uitdrukkelijk om vroeg. Aansluitend schreef Roelof dat hij spoedig wel eens vrij zou kunnen komen en dan was het natuurlijk zonde om zoveel geld op te sturen. Het is onduidelijk op welke gronden Roelof het leger zou hebben kunnen verlaten, want ondanks dat Napoleon in deze fase nog steeds hoopte op een verzoening met de tsaar ging de troepenopbouw onverminderd door. Misschien dacht Roelof aan deserteren, maar dat werd steeds gevaarlijker naarmate de soldaten zich dieper in onbekend gebied bevonden. Het lijkt er daarom op dat Roelof ook op deze manier de zorgen bij zijn moeder probeerde weg te nemen.
Op 7 maart 1812 vertrokken de soldaten uit Stettin verder oostwaarts.
Roelof schreef in zijn brief van 3 juni 1812 over een mars van wel 150 uren marcheren door Polen. De tocht was enorm zwaar geweest. De meeste schoenen waren zelfs zo versleten, dat veel soldaten op blote voeten verder moesten.25 In Pruisen waren er al problemen geweest rondom de bevoorrading van de Grande Armée, maar in Polen namen de tekorten alleen maar verder toe.
Polen was minder rijk en werd minder intensief bebouwd dan West-Europa.
Veel akkers lagen er braak, omdat door het Continentaal Stelsel een groot deel van de afzetmarkt was weggevallen. De grote droogte waarover Roelof eerder had geschreven, had geleid tot misoogsten en daar zou het Franse leger in de loop van 1812 zwaar onder lijden. De Polen hadden hun veevoer en reservevoorraden graan namelijk verbruikt om zichzelf in leven te houden, zodat er te weinig zaaizaad was overgebleven. Soldaten gingen over op plunderen en er werd massaal onrijp graan geoogst. Hierdoor stierven zowel paarden als soldaten in grote aantallen. Voor velen vormde het voortdurend marcheren en het gebrek aan goed voedsel een fatale combinatie.26
Gerrit Arends had al eerder in het ziekenhuis gelegen en ditmaal bevond hij zich samen met Jan Wilms in het hospitaal te Casstrijn (Kostrzyn nad Odrà). Roelof meldde verder dat ene Jan Lukkas was opgenomen in Marjanburg en dat de Ermenaar Henderikus Kams op 4 mei 1812 was overleden in het hospitaal van Bromberg (het hedendaagse Bydgoszcz), na een kort ziekbed van enkele dagen. Het is niet bekend wat de doodsoorzaak was. Roelof vroeg zijn ouders om de nabestaanden van Kams hierover in te lichten. Hij vond het echter niet nodig er zelf een aparte brief naar toe te sturen, omdat dat zorgde voor hoge onkosten.
Het lijkt erop dat Roelof zich er zorgen over maakte dat het thuisfront zou denken dat hij zich oneigenlijk had 'ontfermd' over geld van Kams. Roelof schreef dat Kams' geld in het ziekenhuis was achtergebleven. Hij wist niet om hoeveel het ging, maar zeker was dat Kams een gouden dukaat en drie gulden had laten wisselen. 'Meer weet ik niet dat hij Gehad heeft. Het waren de Minste Gedagten dat zijn Einde daar zoude Wesen Anders had hij het Zekelijk Aan Mij afgegeven en gij kunt op mijn Naam van Eer Vertrouwen Als dat ik het niet gekregen heb'. Aansluitend probeerde Roelof zijn moeder nogmaals gerust te stellen over zijn lot als dienstplichtige. Hij schreef dat ze niet zo zwaarmoedig moest zijn, want 'Gedenkt Aan Gods bevel, op dat Zijn Wil Moet Geschieden'.27
Roelofs brief van 3 juni eindigde met: 'Geliefde ouders, Broeders en Vrinden.
Ik eindige met schrijven. Ik Wensche dat God uw Allen Mag Zegen Zo wel Als mij hier in der tijd ende hier Namaals tot dat geen Maan Meer Schijnen zal'. Dit is het laatste levensteken dat de familie Renting van Roelof heeft vernomen. Brieven van latere data zijn er niet en andere berichten over hem evenmin. Er is zelfs nooit een officiële verklaring van vermissing dan wel overlijden afgegeven.
Het is dus onbekend of Roelof 24 juni heeft gehaald, de dag waarop Franse troepen de rivier Njemen overstaken en daarmee de grens met Rusland over-schreden. Misschien was Roelof erbij, maar bestond er geen mogelijkheid om te schrijven. Misschien werkte de veldpost niet naar behoren. Roelof had al eerder geconstateerd dat zijn brieven niet altijd aankwamen in Achterste Erm. Adam Zamoyski schrijft echter in zijn boek 1812. Napoleons fatale veldtocht naar Moskou dat de postdienst van de Grande Armée tegen het einde van oktober 1812, toen Napoleons troepen Moskou verlieten om te beginnen aan de terugtocht, weliswaar in moeilijkheden verkeerde maar desondanks nog functioneerde.28 Indien Roelof na 3 juni 1812 nog in leven was, dan zou er in de maanden erna toch een mogelijkheid geweest moeten zijn om minstens één nieuwe brief te sturen. Het blijft gissen. Het zal wel nooit duidelijk worden wat er precies met Roelof is gebeurd.
Slotbeschouwing
De brieven die Roelof Nijsing Renting heeft geschreven tijdens de opmars van de Grande Armée richting Rusland geven een fraai beeld van hoe Roelof die veldtocht heeft beleefd en welke zaken zijn aandacht hadden. De Ermenaar zal niet over alles hebben geschreven wat indruk op hem maakte. Hij heeft het bijvoorbeeld nauwelijks gehad over de vele ontberingen die de soldaten kwelden. Een aantal onderwerpen komt in de brieven steeds opnieuw naar voren. Zo probeerde Roelof zich nog enige tijd vrij te kopen, waarbij het thuisfront hem moest voorzien van de benodigde financiële middelen. Desondanks bleven zijn pogingen vruchteloos. Verder speelde de toekomst van de boerderij in Achterste Erm een belangrijke rol in de correspondentie. Roelof wilde aanvankelijk niet dat het land verhuurd zou worden, maar stemde er uiteindelijk toch mee in.
Na de inval in Rusland werd het er niet beter op voor het Franse leger. De aanvoerlijnen voor proviand en andere noodzakelijke goederen werden steeds langer en nu kregen de soldaten ook te maken met een vijandige bevolking en aanvallen door kozakken. De tsaar vermeed een direct treffen met het leger van Napoleon en lokte het dieper Rusland in. Tegelijkertijd pasten de Russen de tactiek toe van de 'verschroeide aarde'. Dat betekende dat zij dorpen ontruimden en platbrandden en alle voorraden meenamen of vernietigden. Het Franse leger leed dus nog meer honger en er was een voortdurend gebrek aan goed onderdak. Uitputting, ziekten, extreme weersomstandigheden en honger eisten talloze levens, terwijl een veldslag van enige betekenis vooralsnog uitbleef.
Indien Roelof op 7 september 1812 nog in goede gezondheid verkeerde, dan zal hij hoogstwaarschijnlijk hebben deelgenomen aan de slag bij Borodino, zo'n 120 kilometer ten westen van Moskou. Voor het eerst trokken de Russen massaal ten strijde tegen de Grande Armée. De veldslag eindigde onbeslist, maar desondanks trokken de Russen zich terug. Er zat voor Napoleon daarom niets anders op dan verder marcheren naar Moskou. De Franse keizer ging ervan uit dat Alexander I wel zou gaan onderhandelen als zijn hoofdstad was bezet. Bovendien zouden daar de broodnodige voorraden aanwezig zijn voor zijn manschappen. Napoleon veroverde Moskou inderdaad. De Russen staken echter de stad in brand, terwijl de tsaar simpelweg niet reageerde op de vredesvoorstellen van Napoleon. Het gevolg was dat de Fransen zich in oktober noodgedwongen moesten terugtrekken om de snel naderende winter te ontlopen.
De terugtocht werd een ware beproeving voor het al zwaargehavende Franse leger, waarbij de intense kou, uitputting, honger, ziekten en voortdurende aanvallen van kozakken en reguliere Russische troepen korte metten maakten met bijna alle soldaten die de verschrikkelijke veldtocht naar Rusland tot dan toe hadden overleefd. Van de ongeveer half miljoen soldaten die de Grande Armée bij de start van de campagne had geteld, wist uiteindelijk slechts een paar procent de grensrivier Njemen over te steken, waarna ze overigens nog een tijdlang werden achtervolgd door kozakkenbendes. Hoogstwaarschijnlijk is Roelof deze ellendige aftocht bespaard gebleven.
NOTEN
- Eggens. 'Roelof Nijsing Renting in dienst van Napoleon', Waardeel. Drents historisch tijdschrift 27 afl. 4 (2007) 1-9.
- Brief I, 12 mei 1811.
- De originele brieven zijn niet raadpleegbaar. Het Drents Archief beschikt over fotokopieën. Drents Archief (DA), Collectie Diversen. aanvulling (CDa), inv. nr. 450, Brieven ingekomen bii Willem Nijsingh te Erm. geschreven door zijn zoon die in het leger van Napoleon oostwaarts trok, 1811-1812.
- Vening, Albert Een Drentse loteling naar Moskou (Naarden 1975).
- Vening, 10.
- de Weerd, De Herv. Kerk Sleen. Een aantal gegevens verzameld door ds. W de Weerd (z.p. (Sleen) z.j.).
7 A. Zamoyski, 1812. Napoleons fatale veldtocht naar Moskou (6e druk; Amsterdam 2007)
8 Vening, Albert, 13-15.
9 Brief 1, 12 mei 1811.
10 Brief 2, 1 juni 1811.
11 Brief 3, 9 juni 1811.
12 Brief 4, 20 juli 181 I.
13 Zamoyski, 1812, 109-110.
14 Zamoyski, 1812, 107.
15 Brief 6, 6 november 181 I.
16 Brief 5, 25 augustus 1811.
17 Brief 5, 25 augustus 1811.
18 Brief 6, 6 november 181 I.
19 Zamoyski, 1812,91.
20 Brief 6, 6 november 181 I.
21 Zamoyski, 1812, 137-138.
22 Brief 7, 16 februari 1812.
23 Brief 7, 16 februari 1812.
24 Brief 8, I maart 1812.
25 Zamoyski, 1812, 176.
26 Zamoyski, 1812, 137-139.
27 Brief 9, 3 juni 1812.
28 Zamoyski, 1812, 347.