De Leemen vloer

Leem vloer

 

Deze werd in het gehele woon en bedrijfsgedeelte aangebracht, met uitzondering van de aangebouwde schaapskooi, annex hooiberging.

Voor de samenstelling dezer vloer en wijze van aanbrengen werd gebruik gemaakt van een beschrijving in de Drentsche Landbouwalmanak van 1858, welke beschrijving hierna volgt.

 

Over het aanleggen eener dorschdeel:

 

Eene, harde, vaste effene en zich lang goed houdende dorschdeel is voor den landman een wezenlijk kleinood.

Is de dorschdeel niet hard, dan vinden de op het koren gedane slagen geenen wederstand, is zij niet vast, dan kruimelt zij bij het minste gebruik uit en er ontstaan kuilen in. Daardoor wordt het dorschwerk niet slechts verzwaard, maar er blijven nog zeer vele korrreIs in het stroo de landman heeft derhalve dubbele schade.

Maar al bezit een dorschdeel al deze gebreken niet, maar is zij niet duurzaam, zoo ontstaat er toch menig nadeel, want dan moet zij dikwijls nieuw aangelegd worden, en dit is met grooten last verbonden, omdat dit werk vaak in eenen tijd valt, dat men de deel slecht missen kan.

Het dikwijls aanleggen eener dorschdeel veroorzaakt ook bovendien kosten en tijd, moeite en geld. In dit opzigt moet het voorzeker elken landbouwer zeer aangenaam zijn indien hij eene aanwijzing ontvangt, om zich eene dorschdeel vrij van genoemde gebreken, aan te leggen, voorzeker zal hij ook de weinige kosten, die eene zoodanige deel meer dan eene gewone gebrekkige veroorzaakt, niet ontzien, omdat hij daardoor op den duur veel tijd, moeite en geld bespaart en misschien voor zijn geheele leven van het aanleggen eener nieuwe deel bevrijd is.

Wil men nu eene zoodanige deel hebben, dan begint men met al de oude leem der vorige deel zuiver uit te hakken, zoodat er niet het minste van in de schuur overblijft.

Hier zullen nu de arbeiders wel veel tegen hebben, omdat zij meenen daardoor dubbel werk te verrigten, en in den waan verkeeren, dat de oude leem, wanneer zij slechts weder vochtig gemaakt en met een weinig nieuwe vermengd wordt, weder eene goede deel geeft. Hieraan stoort men zich echter niet. Het wegvoeren van de oude leem is geenszins een vergeefsch werk; want vooreerst is zij eene uitmuntende mest vooral op zandgronden gebruikt en geeft daar in het eerste jaar reeds rijkelijk terug, hetgeen het aanbrengen der nieuwe leem kost, en vervolgens is het een geheel dwaalbegrip, dat de oude leem even geschikt tot het aanleggen een er dorschdeel zijn zoude als versche. Zal eene nieuwe deel volkomen goed worden, dan moet zij telkens van geheel versche leem gemaakt worden, die zoo taai en vet moet zijn, als men dezelve slechts vinden kan.

Ten dien einde zoeke men eene leemgroeve op, die zooveel mogelijk klei en weinig zand bevatte. De pottebakkersklei is daartoe de ware en beste stof. Ook hier zullen de arbeiders tegen hebben, want zoodanige klei droogt langzamer en blijft langer week, dan gewone leem. Maar ook hieraan store men zich niet. Voor dat deze klei in de schuur gebracht wordt, moet het zandige bed, waar de oude leem van afgenomen is, volkomen waterpas gelegd worden. De klei wordt nu, nadat alle steenen zorgvuldig daaruit verwijderd zijn, op de werf ingeweekt en zoo taai als een stijve deeg gemaakt en vlijtig met de voeten getreden. De zoo toebereide klei wordt nu 11/2 voet hoog op de deel gebragt, volkomen waterpas gelegd en daarop met de voeten vastgetreden. Dit treden moet 4 uren achter elkander voortgezet worden, daarna wordt de deel met de plak geklopt. Tot dit einde worden op de deel planken gelegd, waarop de arbeiders zich plaatsen, opdat zij met de voeten geene kuilen in de nog weeke deel maken, vanaf deze planken wordt nu het plakken van het eene tot aan het andere einde verrigt. Zoodra eene plaats vlak en vast genoeg geslagen is, worden de planken verder gelegd. Is de geheele deel op deze wijze geslagen, dan blijft zij 48 uren

alzoo liggen, gedurende welke tijd de klei doorgaans zoo veel opdroogt, dat er niets meer van aan de plak blijft hangen.

Na dezen tijd wordt de deel met dorschvlegels een uur lang duchtig geslagen en dan weder 24 uren in rust gelaten.

De klei begint nu in te drogen en te bersten en wanneer dit geschiedt moet de deel opnieuw, evenals den vorige dag met vlegels geslagen, totdat alle scheuren verdwenen zijn.

Is de deel nu droog en vast geworden, dan begiet men dezelve met rundsbloed en strijkt er dit met eene kwast over heen, zodat er overal evenveel bloed komt. Dit trekt er in 2 of 3 dagen in en zakt in alle kleine scheurtjes, die er gedurende dien tijd nog inkomen.

Nu wordt er hamerslag over het nog taaie bloed gestrooid.

Op nieuw plakt en dorscht men de deel zoo lang tot alles volkomen hard is en er geene bersten meer te vinden zijn.

Eene zodanige dorschdeel is zoo vast en hard als ijzer, en men behoeft niet te vrezen, dat er bersten of kuilen in ontstaan.

Men dorscht op dezelve veel gemakkelijker, dan op eene gewone en het koren voelt elke slag.

Zij duurt 50 jaren, gedurende welke tijd zij haren bezitter veelvoudig teruggegeven heeft, hetgeen zij kostte. Dergelijke dorschdelen worden in de maanden Mei en Juni aangelegd.

G. Scaubert.

www.oud-schoonebeek.nl