2004 Brand Wilmsboo
De WiIms Boo in 1993 toen nog involle glorie.
16 oktober 2004, ’s avonds om 11.00 uur afgebrand
Jeugd haalde vaak rottigheid uit bij Boo
Door Jan Wierenga
NIEUW-SCHOONEBEEK. Halverwege de 17e eeuw stonden er in het grensgebied rond Schoonebeek tientallen booën, zowel op Drentse als Duitse grond. Eenvoudige schuren waren het, die ‘s zomers dienst deden als veestal.
In de loop der tijd raakten ze in onbruik. De een na de ander verdween, net zo lang tot er nog maar één origineel exemplaar over was: de uit 1640 daterende Wilms Boo bij Nieuw-Schoonebeek. En die ging afgelopen zaterdag in vlammen op. Het sterke vermoeden bestaat dat dit voor heel Europa unieke eeuwenoude gebouw in brand is gestoken. De politie is nog op jacht naar de eventuele daders.
De Wilms Boo lag eenzaam en afgelegen in het veld. Er brandde ‘s avonds nooit licht, want elektriciteit was er niet. Het was een uitgelezen plek om onder dekking van de duisternis rottigheid uit te halen en dat gebeurde dan ook geregeld. Ruiten werden ingemept, op het erf werden lege bierfiesjes stukgeslagen en brandjes gesticht; net zolang tot het onomkeerbaar uit de hand liep. Want dat de boel is aangestoken, daar zijn alle betrokkenen het wel over eens.
Zaterdagavond nog werden opgeschoten jongens gesignaleerd bij de boo. Even later stond hij in lichterlaaie. “Het was een plek die niet te beveiligen was”, zegt voorzitter Chris Butterhof van de Oudheidkundige Stichting De Spiker, eigenaresse van de Wilms Boo.
In vroeger tijden werden in de grazige weiden van Schoonebeek ossen vetgemest voor de slacht. ‘s Nachts werden ze binnengehaald in de boo. Ze werden dag en nacht bewaakt door de zogeheten booheer, die de hele zomer in de boo woonde. De booheer, in dienst van één of meerdere veeboeren, was een (jonge)man van aanzien. Op hem rustte de voorname taak de kostbare ossen te behoeden voor rampspoed.
‘s Avonds gingen de booheren vaak bij elkaar bezoek, om de eenzaamheid wat te doden. De boo bestond uit twee gebouwen: een schuur waarin de ossen op stal stonden en een kleinere voor de opslag van voer. De gebinten waren van eikenhout, de wanden van vlechtwerk, dat werd aangesmeerd met leem en mest. Het dak was van stro, later van riet.
Van de Wilms Boo zijn alleen wat verkoolde gebinten overgebleven. De Oudheid- kundige Stichting De Spiker heeft zelf geen geld om eventueel de boo te herbouwen. Ook de gemeente Emmen heeft daar geen goedgevulde potjes voor, maar kondigt wel aan zo snel mogelijk met alle betrokkenen om de tafel te willen.
Een van die betrokkenen was de stichting Het Drentse Landschap, die op het punt stond de Wilms Boo over te nemen van De Spiker. Dit tot grote opluchting van voorzitter Chris Butterhof, die de afgelopen tijd vrijwel alleen de bestuurlijke kar bij De Spiker heeft moeten trekken. Hij vormde in zijn eentje het complete dagelijkse bestuur, doordat de stichting er maar niet in slaagde de juiste mede-bestuurders te vinden. Inmiddels is dat wel gelukt; volgende week treedt een nieuw bestuur aan. “Dat krijgt dus meteen een gigantisch probleem voor de kiezen”, is Butterhofs wrange constatering.
Stichting De Spiker bezit nog een historisch pand van grote allure: de boerderij Zwaantje Hans in Schoonebeek, beroemd omdat daar met fijn zand kunstige ‘tapijten’ op de vloer worden gestrooid. Ook dit bezit gaat de financiële draagkracht van de armlastige stichting te boven en is eveneens voor overname aangeboden aan Het Drentse Landschap.
Als de Wiims Boo niet wordt herbouwd — niets is zeker — rest als enig aandenken aan weleer de Hekmans Boo hij Schoonebeek. Dit is geen origineel exemplaar, maar een replica. Ook bestaan er plannen om pal over de grens op Duits grondgebied een boo na te bouwen.