1957 uit Kranten

 

Nieuwe Drentse Courant 13-09-1957

 

In Schoonebeek leefde de kluizenaar in zijn boö Restauratie plannen voor eeuwenoude schuur?

Schuilgaand tussen hoog geboomte en dicht struikgewas ligt op de grens van Schoonebeek en Nieuw Schoonebeek een oud gebouw, opgetrokken uit zware eikenhouten balken en aangekleed met stro. De oudere inwoners van de gemeente Schoonebeek zullen begrijpen dat we het over Hekmans boö hebben. Vele jongeren echter weten misschien nauwelijks van het bestaan van dit gebouw.

Dat is ook wel enigszins begrijpelijk, want vanaf de grote verkeersweg die er enkele honderden meters vandaan ligt, is zowel van de boö als van de schuur die er naast staat weinig te zien, omdat reusachtige wilgen het gezicht op deze gebouwen ontnemen. Bovendien is de boö de laatste jaren enigszins op de achtergrond geraakt.

Het zal dan ook voor vele lezers, ook buiten de gemeente Schoonebeek, interessant zijn om eens iets over de boö en daarmee samenhangend het boö leven te lezen. Het wonderlijke leven dat zich hier nog eens niet zo lang geleden afspeelde onder het strooiendak van de boö, had wel iets weg van het door Rousseau geidealiseerde natuurleven.

Om nu maar dadelijk bij het woord zelf te beginnen; waar komt dat eigenaardige woord "boö" toch vandaan? Wel, het is een zuiver Germaans woord, dat echter ook in de Slavische talen voorkomt. Het woord wordt in het Saksisch uitgesproken als "boe". Als een Schoonebeker een korte omschrijving zou moeten geven van het woord "boö" zou hij dat ongeveer als volgt doen: "Tijdelijke verblijfplaats van jongvee, voornamelijk in de winter gebruikt".

Reeds in 15e eeuw

Uit welke tijd de boö dateert is niet nauwkeurig vast te stellen, maar wel kan men zeggen dat reeds in de 1Se eeuw de boö in Schoonebeek werd aangetroffen, Dat het boöleven tot in de 20e eeuw is blijven bestaan is wel te verklaren. De oude woonkern van Schoonebeek is namelijk altijd gelegen geweest in het westelijke gedeelte van de gemeente. Daar het tegenwoordige Nieuw Schoonbeek, vóór de Duitse kolonisten kwamen (plm. 1800) geheel onbewoond was, hadden de "westerse" boeren de grond ginds in gebruik. Het was niet mogelijk deze grond voor "bouw" te gebruiken omdat de afwatering zo slechts was dat men er met paard en wagen zelfs niet kon verkeren. Het hooi kon dus ook niet naar de boerderij vervoerd worden, waardoor men wel genoodzaakt was het vee naar het hooi te brengen. Dit was nu de aanleiding tot het ontstaan van de boö. In totaal moeten er in Nieuw Schoonebeek 45 hebben gestaan, die echter na 1800 meest zijn overgegaan in handen van de Duitse kolonisten. De booen werden dikwijls tot woning verbouwd zodat het eigenlijke boöleven grotendeels te loor ging. Van de 45 booen zijn er thans nog 2 overgebleven, n.1. Willems boö en Hekmans boö. De eerste verkeert nog in prima staat in de oorspronkelijke vorm en indeling. De laatste verkeert echter in groot verval.

Men moet zich de oppervlakte van de boö niet al te groot voorstellen. De lengte bedraagt ongeveer 15 meter, terwijl de breedte 8 meter is. Twee deuren geven toegang tot de boö, één aan de zijkant en één aan de achterkant. Door de eerste werd het vee, nadat het eerst op de z.g. "belt" was verzameld, naar binnen gedreven, de tweede kon alleen maar aan de achterkant geopend worden. De beheerder van de boö, de "booheer" maakte bijna uitsluitend gebruik van de zijdeur.

Oorspronkelijk was de ruimte tussen stal en het woongedeelte niet onverdeeld zodat mens en dier in één ruimte verkeerden. Later toen het volkingspeil iets begon te stijgen waren de boóheren hiermee niet meer tevreden. Men maakte daarom een schutting tussen stal en "woonvertrek" Toch was deze schutting nog wel laag genoeg om er over heen te zien, zodat natuurlijk de gehele woonruimte steeds gevuld was met de warmte en de reuk die uit de stal kwam.

 

 Goede vangst

Op een middag hebben we eens een kijkje genomen bij Hekmans boö. Men kan er langs de normale weg niet komen omdat hij geheel temidden van het grasland ligt. We moesten dus de vrijheid nemen om dwars door het gras te lopen. Vlak bij de boo troffen we een man aan, bezig met het maai van gras, die later de heer Schutten bleek te zijn. We maakten een praatje en al gauw bemerkten we dat we een goede "vangst" hadden gedaan. De heer Schutten vertelde ons n.1. dat hij zelf vroeger "booheer" geweest was, zij het dan dat hij de nacht thuis door bracht. "Maar mijn vader is hier zeven winters booheer geweest voor de Hekmans", deelde hij ons mee. "Hij was de laatste echte booheer. Laat eens zien, ja in 1927 is de boö voor het laatst bewoond geweest. Na die tijd heeft er nog wel bijna onafgebroken vee ingestaan, maar het boöleven was toch verdwenen. Mijn vader is de laatste booheer geweest van Schoonebeek en daarmee ook van Nederland."

We kwamen daarna door een laag deurtje in het woonvertrek. Het was ongeveer 2% m breed en 6 m lang. De buitenkant bestond uit vlechtwerk, deels met leem deels met koemest aan gestreken. Hier middenin ongeveer werd het vuur gestookt", ging de heer Schutten verder. Een schoorsteen konden we echter niet vinden, wel zagen we dat de wanden allemaal berookt waren. Als de booheer zijn vuur op stookte, hing er altijd als het ware een dikke mist boven de boö, hoorden we later van de eigenaar de heer Hekman. In het vertrek vonden we vroeger nog een ronde tafel, een stoel, wat turf in een hoek, een karnmolen, een provisiekast "spinde" genaamd, potten en pannen enz en niet te vergeten de bedstede. Deze laatste staat er nog geheel. We konden niet nalaten ons hoofd even door het ronde toegangs poortje te steken. Van het binnenste van de bedstee zagen we niets meer, hetgeen ook wel begrijpelijk is als men weet dat de booheer op "kienstobben" en stro sliep.

De gedachte zal al wel bij u opgekomen zijn dat een booheer toch wel een eenzaam leven gehad moet hebben. Dat heeft hij ook inderdaad, ondanks het feit dat de "boóherenl' elkaar 's avonds wel wisten te vinden.

Bij het nemen van een kijkje in de boo, konden we onmiddellijk begrijpen waarom bekende Drentse schilders aan dit plekje hun hart hebben verpand.

In de boö zagen we het kraakheldere zonlicht dat door ..... grote gaten in het dak, op de grond viel. Om verder te kunnen gaan, moesten we ons bukken voor de lage "hilde" die boven is aangebracht en waar dikwijls hooi opgeslagen lag. Uit de stenen vloer is nog duidelijk de indeling van de stal op te maken. Het vee stond vroeger met de koppen naar de wand, zodat de booheer gedwongen was steeds met het hooi (ander voer was er niet) tussen de "jongbieste" door te lopen. Midden in liep een pad van ongeveer een meter, waarover de booheer de mest afvoerde, die meestal direct over het land werd verspreid. "Alles doet sterk denken aan Friese stal", merkte de heer Schutten op. In totaal stonden er in een boö ongeveer 20 stuks vee. Allemaal jongvee en één melkkoe voor eigen gebruik. Als in het voorjaar het hooi op was en het jongvee nog niet in de wei kon, moest de booheer niet heel zijn hebben en houden naar de boerderij verhuizen.

Theologie

Behalve het breien van kousen, was er nog een andere manier om de tijd te doden studie en dan wel in het bijzonder de theologische. Dit is niet zo vreemd als men weet dat in 1530 vele wederdopers hun toevlucht zochten op de booen, die in groten getale aan weerszijden van het Schoonebeekerdiep stonden. Eén van de boóheren heeft het zelfs tot dominee weten te brengen Tegen het voorjaar kreeg de booheer hulp van de boerderij om het gras te maaien. Men wist in die tijd ook al van acht uur werken, al was het hier dan acht uur voor en acht na de middag. Als het gras gemaaid was, moest de booheer trakteren op eieren. Naar Saksische gewoonte liet men dan alle bescheidenheid varen, om per man 25 30 eieren te kunnen oppeuzelen. Na het hooien ging de booheer meestal terug naar de boerderij om daar normaal boerenwerk te doen.

Het boöleven is reeds lang verdwenen. De boö staat er echter nog. En hoe! Als er niet gauw ingegrepen wordt heeft Schoonebeek over enige tijd dit monument verloren! Wist u wel dat de boö reeds in 1934 aan Duitsland verkocht had kunnen worden, omdat daar geen origineel exemplaar meer bestaat? Dit heeft de eigenaar, de heer Hekman gelukkig niet Clp.wilrl hop.wp.1 hp.t in 7iin voorrlp.p.1 7011 7iin np.wp.p.~t M~~r hp.ht II n11 in rip. n~tp.n ri~t

 

 Hekmans boo zeer waarschijnlijk uniek is in West Europa? De meeste Schoonebeekers zijn er mee op de hoogte dat er plannen zijn tot restauratie, alhoewel het op dit ogenblik nog verstandig is om er over te zwijgen.

Sinds 1930 zijn er doorlopend plannen geweest. Steeds echter strandden ze en werden, de begrotingen weer vernietigd. We zullen hopen (en deze keer met een vaste hoop) dat ditmaal de plannen niet zullen falen. We weten dat het aan de eigenaar de heer Hekman niet zal liggen. En de gemeente? Het feit dat men de boo waardig heeft gekeurd om een huisnummer te dragen (Hoofdstraat 2) geeft ons alle hoop.

 

 

Emmer courant 26-10-1957

 

UNIEK IN NEDERLAND

Booen in Schoonebeek ZIJN NU ZELDZAAM

Naast het moderne Schoonebeek, waar elke lag weer opnieuw het verkeer voortraast, de olie uit de grond omhoog komt, waar de techniek hoogtij viert, is er ook het oude Schoonebeek, het Schoonebeek van vroeger. Ietwat op de achtergrond geraakt door de nieuw aangelegde moderne straten en woonwijken vinden we aan wegen als bijvoorbeeld

De Vos van Steenwijklaan en Linthorst Homaniaan nog de oude Saksische boerderijen, waar alles nog de rust ademt van voorheen.

Zo kent men in de gemeente Schoonebeek, met name te Nieuw-Schoonebeek, nog een tweetal oude Saksische veehutten, booen genaamd. De Hekmans en de Wilms boö" waarschijnlijk daterend uit de 16e eeuw werden gebruikt om des winters het vee in onder te brengen, voornamelijk jongvee.

Zulk een boö is opgetrokken uit eiken stijlen, met daartussen tenen vlechtwerk, hetwelk werd dichtgesmeerd met klei en koemest en daarna met kalk werd bepleisterd. Het gebouwtje bestaat uit twee delen, waarvan het ene gedeelte als woning voor de booheer was bestemd en het andere voor het vee.

Was bestemd, want momenteel worden deze boöen niet meer gebruikt, doch door hun zeldzaamheid waarschijnlijk zijn het de enige in geheel Nederland, hebben ze een grote natuurhistorische waarde.

In Nieuw Schoonebeek - een uitgestrekte streek van 8 a 9 kilometer - bestond vroeger in het geheel geen boerderij. Deze landerijen die bestonden uit stroken ter breedte van 500 a 1000 meter behoorden toe aan Schoonebeeker eigenaren, die deze gronden benutten door er het vee op te weiden. Het jongvee bleef tijdens de wintermaanden onder de hoede van een booheer in de booen achter. Naar schatting zullen ongeveer veertig a vijftig van zulke Saksische veehutten in Nieuw Schoonebeek hebben gestaan, aangezien elke "waarde" ter breedte van 200 meter er tenminste één had. Naast iedere boö werd een eenvoudige schuur getimmerd voor het opbergen van hooi en dergelijke. Het woongedeelte van de boö was nu niet bepaald comfortabel te noemen. Het bestond uit een ruimte van ongeveer drie bij vier meter, waarvan de bedstede was afgetimmerd en die met een schuifdeur kon worden gesloten. Een vierkant raampje van zestig bij zestig cm. was over dag de enige lichtbron.

's Avonds werd de tuitlamp aangestoken om de verder nog noodzakelijke werkzaamheden te kunnen verrichten. En hierover denke men niet te licht. Het hele huis houden moest door de booheer zelf worden verricht. Waaronder het breien van eigen sokken en het stoppen daarvan. Om het leven er bij te kunnen houden werd hem door zijn "boer" een melkkoe

een aantal kippen, een ham en een stuk spek verstrekt voor de winterse maanden.

Eens in de veertien dagen keerde hij naar de boerderij terug om schone kleren en proviand te halen, hieronder te verstaan roggebrood, roggestoet. boekweitmeel en een enkele maal wat krenten, benevens stopgaren en het verder ontbrekende naaigerei.

Een speciaal boóheren gerecht was de zogenaamde boópannekoek, bereid uit eieren, boekweitmeel, spek en zelf gekamde boter. Overdag moest er hard gewerkt worden op de belt, een plaats voor de boö waar het vee bijeen werd gejaagd om "opgebonden" gestald te kunnen worden. Naar verluidt werd er voor die tijd heel wat moeite aan het flink schoonhouden van het vee ten koste gelegd.

De belt werd omgeven door de zogenaamde "berkendieck" terwijl het "magien" het weiland aanduidde dat in de onmiddellijke nabijheid van de boö was gelegen. Het geheel was omgeven door een sloot en allerlei hout gewas als berken, eiken, elzen en essen gaven het geheel een aardig aanzien.

Het meubilair in het woongedeelte bestond uit een "kaste", een "spinde" en tafel en een bank of stoel. Aan de wand hing de tuitlamp en zonder schouw was een open vuur aangebracht, waarboven een hangijzer, waaraan een pot of ketel kon worden gehangen voor het bereiden der maaltijden.

Hoewel de booheer aan de eigenaar ondergeschikt was, bekleedde hij geenszins een minderwaardige betrekking, integendeel, in hem werd een zeer groot vertrouwen gesteld. Het hele boerengezin verkeerde dan ook in feeststemming als in het voorjaar de booheer weer werd binnengehaald. Vele boerenzoons die de huwelijkse staat niet begeerden, dongen dan ook naar zulk een betrekking.

Sinds enkele jaren is Schoonebeek weer een derde "Boö" rijk, namelijk het ontspannings gebouw van de N.V. Nederlandse Aardolie Maatschappij. Wat comfort en dergelijke betreft is dit enigszins gerieflijker dan de Hekmans en Wilmsboo .. !

 

 

Het Vrije volk 22-11-1958

 

In Schoonebeek laten ze zich niet in het (b)oó-tje nemen

In Nieuw-Schoonebeek staan de enige twee (overgebleven) booen - dat zijn Saksische veehutten - in ons land. De Wilms boö verkeert in goede staat en is nog steeds in gebruik. De Hekmansboó is weinig meer dan een puinhoop. Er waren restauratie plannen (!), maar de Schoonebeker raad liet zich niet in dit (b)oó-tje nemen. Men ging wel akkoord met het voorstel van burgemeester Osse om in het centrum van 't dorp Schoonebeek een nieuwe boo te (re)construeren in de oorspronkelijke stijl.

I n de tijd dat de booen gebouwd werden was de Drentse boer meer veehouder dan landbouwer. Dit beeld veranderde geleidelijk door de cultivering van de bodem. Het is niet met zekerheid te zeggen uit welke tijd de boo (of boe) stamt. Vermoedelijk werden ze reeds in de vijftiende eeuw in Schoonebeek aangetroffen.

Het tegenwoordige Nieuw-Schoonebeek is vroeger geheel bezaaid geweest met deze veehutten. De eigenaars woonden zelf prinsheerlijk in Schoonebeek. Het beheer werd gevoerd door een zogenaamde booheer die we misschien het best kunnen betitelen met meesterknecht.

In deze van alle comfort verstoken maar oerdegelijke hutten werd des winters het Oong)vee ondergebracht. De boö zelf zit vrij simpel in elkaar: eiken stijlen met tenen vlechtwerk vormen de hoofdingrediënten, klei en koemest maken de gaatjes dicht, kalk bepleistert het geheel.

Een boö bestaat uit twee gedeelten: het verblijf voor het vee en het weinig geriefelijker onderkomen voor de booheer. Daar de hut een breedte heeft van ongeveer acht meter, wordt het vee in twee rijen gestald.

De wijze waarop dit gebeurt, is tegenovergesteld aan die in Saksische boerderijen. Het vee staat met de koppen naar de buitenwanden; de gruppen (hierin worden de - om het maar eens met een mooi woord te zeggen - fecaliën - gedeponeerd) zijn smalle, ondiepe geulen langs het middenpad. Deze wijze van stalling is noodzakelijk daar het anders niet te doen zou zijn met een kruiwagen de mest te verwijderen.

Aan de binnenwanden zitten krubben (bakken) waarin het voer wordt gelegd. Boven het verblijf der runderen (want dat zijn meestal de bewoners van de booen) is er een soort zoldering aangebracht. Hier borg men het hooi op. De hoogte van de zoldering bedraagt hoogstens 1.60 meter; de booheer moest dus gebukt zijn werk doen.

Dit wil volstrekt niet zeggen dat hij onder zijn werkzaamheden gebukt ging. Goed, hij moest overdag hard aanpakken. Maar 's avonds had hij nogal wat "aanloop". De booheer stond er om bekend een prima gastheer te zijn. Zijn bezoekers zaten dus niet op een droogje. Er gebeurden in deze afgelegen oorden ook wel eens dingen die het licht van het walmende tuitlampje (laat staan het daglicht) niet konden verdragen.

Als er een vacature booheer ontstond, stroomden de sollicitanten binnen. De boer annex eigenaar van de veehut probeerde dan uit de vele liefhebbers een betrouwbaar persoon te halen, waar hij op kon booen (= bouwen). Want een booheer was weliswaar aan de eigenaar ondergeschikt, maar leidde verder toch 'n vrij leven in een zelfstandige werkkring". Bovendien verdiende hij meer dan een gewone volwassen knecht. Boerenzoons die niets voor het huwelijksbootje voelden lieten zich maar al te graag tot de bekleding van dit "ambt" verleiden.

Er zijn nu dus nog twee van deze merkwaardige hutten in Nieuw Schoonebeek. De Hekmans boö zal nu de restauratieplannen dus zijn afgekitst wel weer tot stof vervallen en hoogstens een bewijs vormen van de stelling dat alles vergankelijk is op deze aarde.

De Wilms boö kan er nog best mee door. Op het ogenblik zijn er dertien koeien en dertig schapen (als bewijs dat de eigenaar zijn schaapjes op het droge heeft) in gehuisvest.

Er zal nu in het dorp Schoonebeek een boo in neo klassieke stijl worden gebouwd. De plaats van bestemming is de hoek Julianalaan Beekweg. Nieuw-Schoonebeek had tot dusverre de twee oudste booen in ons land. Oud-Schoonebeek krijgt binnenkort een nieuwe oude boo!

 

 

Emmer Courant 23-11-1957

 

'n Booheer uit Schoonebeek .had een afwisselend leven

PLANNEN IN DE MAAK VOOR RESTAURATIE VAN HUTTEN

 

 

In de gemeente Schoonebeek hebben in vroeger jaren - wij schreven hierover indertijd reeds litvoerig -verschillende booen gestaan. Het waren veehutten van Saksische origine, waarin les winters het vee werd ondergebracht. Naar schatting hebben er zo'n vijftig tot zestig van leze hutten in Schoonebeek gestaan. Aan het begin van deze eeuw was dit aantal geslonken ot zegge en schrijve drie! Te weten de Wilmsboo, de Hekmansboo en de Hinnensboo.

Drie booen bleven bewaard

De Hinnensboó werd ongeveer 1910 afgebroken. Van de beide andere veehutten verkeert de Hekmansboö in een zeer verwaarloosde toestand. Er bestaan dan ook plannen voor restauratie, want door hun zeldzaamheid hebben deze booen een grote natuurhistorische waarde.

De booheer, die de hele winter door met zijn vee hierin huisde, kon, zoals men misschien geneigd is te denken geenszins een lui leventje leiden. De verzorging van het jongvee vergde nogal wat tijd.

Overdag, zolang er geen sneeuw lag, werd het vee de hei opgejaagd, om zo mogelijk nog gedeeltelijk hun kostje op te scharrelen. Op de booheer rustte dan de taak de stal voor het vee te reinigen. Lag er 's winters sneeuw, dan moest zelfs twee maal per dag de stal gere}nigd worden. Moge het huiselijke leven van 'n booheer veel op dat van een kluizenaar gelijken, toch was dat geenszins het geval.

 

STERKE VERHALEN

's Avonds had hij veelal bezoek van collega's en vrienden en bij de walmende tuitlamp ging het dan veelal luidruchtig toe. Om een glaasje te drinken - de sterke drank was in die tijd in Duitsland nogal goedkoop (een liter cognac kostte f 1) en men wipte maar even de grens over om van dit geestrijk vocht te halen - en een spelletje kaart werden de sterkste verhalen verteld, wat soms op de ander zoveel indruk maakte dat hij door zijn vrienden thuis moest worden gebracht.

Zo wordt ook verhaald dat eens een aantal katholieken in Emlichheim ter kerke gaande als protestant weer huiswaarts keerde. Of het verhaal op waarheid berust, wie zal het zeggen? Des nachts sliep de booheer in zijn bedstede, welke door een schuifdeur kon worden gesloten, op "kienstobben", resten van vergane boomstammen welke in het veen worden gevonden, waarop een dikke laag stro was aangebracht met het verder noodzakelijke beddengoed, meestal een veren bed. De maaltijden waren meestal erg sober. Een zeer belangrijk aandeel, hierin had de boekweitpap bereid uit boekweit, die werd gegeten met een houten lepel. Verder was er de "boópannekoek" van ongeveer een centimeter dik en waarvan men aan een halve een hele maaltijd had.

Dan was er nog de "roggestoet die de booheer eens in de veertien dagen of drie weken van de boerderij haalde, al naar gelang dit uitkwam. Voor de nodige eieren zorgde een aantal kippen en de melk werd hem geleverd door een melkkoe welke aan hem voor dit doel door zijn boer was afgestaan.

Ook moest de booheer voor het onderhoud van zijn eigen kleren zorgen en breide hij tevens zijn eigen kousen. Als in het voorjaar de tijd was aangebroken dat het gras moest worden gemaaid om te dienen als voedsel voor de komende winter kreeg de booheer hulp van de boerderij. Als tegenprestatie moest hij dan zorgen dat iedereen zich zat eieren kon eten. Het hooi werd niet op wagens geladen om naar de plaats van bestemming te worden gebracht, doch in hopen gegooid, hieronder door stak men twee kromme stokken en zo werd MOOp voor hoop naar de boo gebracht om in een voorraad schuurtje, dat naast de boo was gelegen, te worden opgeslagen.

Zo blijkt wel, dat hoe eenzaam zo'n boóheren bestaan op het eerste gezicht ook mocht lijken, dit in de praktijk nogal eens wat afwisseling met zich meebracht.

 

 

Dagblad van Coevorden 28-03-1959

Nog slechts twee booen in Schoonebeek

Een booheer at spekpannekoek van drie vingers dik ...

EEN BOOHEER AT des middags een spekpannekoek, van wel drie vingers dik. Aldus staat te lezen in het boekwerkje "Boöleven van de hand" van de heer E. Karst jr. uit Schoonebeek, die in dit kleine schriftuur uitvoerig vertelt over de Saksische veehutten zoals deze nu nog - zij het dan ook op zeer kleine schaal - in de gemeente Schoonebeek worden gevonden. Naar schatting telde deze gemeente destijds in totaal een vijftig van deze hutten, waarin gedurende de wintermaanden het vee werd ondergebracht en welke tevens diende tot woning voor de booheer

Thans nog rest Schoonebeek twee booen, te weten de Wilmsboo en de Hekmansboo en deze laatste verkeert in een zeer verwaarloosde toestand. Een poging om te komen tot een volledige restauratie van deze veehut kon (nog) niet worden gerealiseerd,

Waar echter de belangstelling voor deze verdwijnende monumenten meer en meer aan de dag treedt en ook wordt ingezien dat men met het behoud hiervan zichzelf en inzonderheid het nageslacht een onschatbare dienst bewijst, is het misschien niet te gewaagd te veronderstellen, dat de personen of verengingen die in deze een taak te vervullen hebben, een boekwerk, waarin o.m. met nadruk wordt gesteld, dat een boo was een hut of stal in het veld tot tijdelijk verblijf der koebeesten".

Niet meer te constateren valt uit welke tijd de booen dateren. Dat deze reeds in de vijftiende eeuw in Schoonebeek werden aangetroffen. is een veronderstelling die geenszins te gewaagd is aangezien uit een destijds verschenen werkje blijkt, dat deze veehutten aan de Duitse zijde van het Schoonebeekerdiep een welkom toevluchtsoord hebben geboden voor de sekte der wederdopers. Niet alleen in het tegenwoordige Nieuw-Schoonebeek ook in de richting van Twist en Adort (Duitsland) moeten tal van booen hebben gestaan. die het eigendom waren van Oud-Schoonebeker ingezetenen Dit was mede een gevolg van het feit dat de landsgrens vroeger niet was afgebakend, ja zelfs op meerdere plaatsen niet bekend was.

GEEN LUXE

De boo ligt midden in de zogenaamde "maat" waarmede het hooiland werd aangeduid en zo'n vee hut was gespeend van alle luxe. Hoewel dus de uiterste soberheid werd betracht bij de bouw van zo'n stal werd aan de deugdelijkheid alles ten koste gelegd. Het geraamte van de stal bestaat uit zware eiken gebinten. die met stro of ook wel met tenen matten werden bekleed of aangevuld. Werden die matten aangebracht, dan werd de buitenkant (en soms ook wel de binnenkant) met leem bepleisterd, Het gebouwtje werd met riet of stro gedekt en door deze dekking werd althans enige waarborg verkregen, dat de temperatuur des zomers niet te hoog steeg en des winters niet te laag daalde.

De lengte van een boo bedraagt ongeveer vijftien de breedte ongeveer acht meter. Zij heeft twee ingangen één aan de zij en één aan de achterkant, De eerste is de hoofd ingang, die zowel door de booheer als door het vee werd gebruikt; de aan de achterzijde gelegen deur werd gebruikt voor het naar binnen brengen van het hooi op de boozolder, althans wanneer de bij de boo behorende schuur daarvoor geen ruimte meer bood.                                                      

LIEFHEBBERS

Het woongedeelte van de boo was weinig comfortabel en de inrichting vertoonde geen spoor van weelde. Slechts het allernoodzakelijkste was aanwezig, te weten een klein tafeltje. een kleine kleerkast, een spinde (waarin brood, meel e.d. bewaart werd) enkele stoelen, een houten bankje, een karnton een pannekoekspan en enige stenen potten. Aan een der buiten wanden bevond zich de bedstede, die door twee schuifdeurtjes volledig aan het gezicht kon worden onttrokken. Van verlichting was bijna of in 't geheel geen sprake, een raampje was overdag de lichtbron en des avonds gaf het brandende kienhout en een tuitlamp enige verlichting.

De functie van booheer trok tal van liefhebbers en geen wonder immers, hoewel hij aan de eigenaar ondergeschikt was, had hij een zelfstandige werkkring en een vrij leven Bovendien overtroffen de verdiensten van een booheer meest.al die van een volwassen knecht en voorts mocht hij bij 't vee van de eigenaar, een of twee beesten aanhouden waarvan de opbrengst voor zijn rekening was.

Tal van interessante gegevens worden weer gegeven in vermeld boekwerkje waarin ook uitvoerig wordt stil gestaan bij de dagtaak van de booheer, zoals het verzorgen van het vee en het uitmesten van de stal uitvoerig ook wordt ingegaan op de leefwijze van de booheer. wiens menu weinig afwisseling bood Het bestond uit pap met brood des ochtends, uit spekpannekoeken des middags en des avonds uit pap, zonodig met brood als aanvulling Spek ontbrak op het menu ook niet de booheer nuttigde nimmer aardappels en ook werd nimmer koffie gedronken De drank van de booheer was en bleef enkel melk. Meestal werd gezamenlijk - dus met andere booheers - het eten bereid. De spekpannekoek des middags gegeten werd gebakken in een zogenaamde boopan, voorzien van een deksel met behulp waarvan de pannekoek gekeerd werd. Was de koek klaar dan werd dat deksel als bord gebezigd en sneed die booheer met zijn zakmes de pannekoek aan smalle reepjes.

EENTONIG

Een vorm van vrijetijdsbesteding van de booheer was het breien van kousen en het stoppen daarvan. Naar men wil moeten zij zich ook hebben toegelegd op het bestuderen van "godgeleerde werken" Het is in dit verband opmerkelijk, dat vele werken van theologische aard van verschillende oude schriivers vonden woorden in het een of meer booen hebben gehad. Voorts nog kan worden gewezen op de ,Afscheiding van 1834", voorzover dit de Graafschap Bentheim betreft en waarvan als bakermat wordt genoemd de Ringer booen en hun omgeving.

Eens in de veertien dagen keerde de booheer naar de boerderij van de eigenaar terug om schone kleren en proviand te halen en een zeer welkome afwisseling in het veelal eentonige leven van de booheer was het fooien, een vroeger gebezigde uitdrukking voor maaltijden die later door zogenaamde fooigelden werden vervangen. Bij die gelegenheid werd de booheer dank gebracht voor de vele zorgen door hem aan het vee besteed. Tot voor vijftig jaar vond dit fooien nog plaats en steeds geschiedde dit voordat de booheer gedurende een korte wintertijd zijn plaats onder het werkvolk op de boerderij weer innam. Het "fooien" had plaats in de boo en hoofdzaak was wel de maaltijd tijdens welke één pannekoek werd genuttigd, een pannekoek waarvan de kwaliteit in overeenstemming diende te zijn met de kwantiteit. Ongeveer zes weken verbleef de booheer dan op de boerderij om later zijn functie als booheer weer te aanvaarden.

 

 

Vrije Volk 31-10-1959

Hekmans Boo historisch eigendom van grote waarde

DE PROVINCIE Drente heeft de Hekmans Boo gekocht en in handen gegeven van het Provinciaal museum in Assen. Is er nog iemand die weer wat een Boo is en wat de functie was van de Booheer? Veel mensen die er nog iets over kunnen vertellen zullen er niet zijn. DE HEKMANS BOO dan stamt uit de zeventiende eeuwen heeft gestaan in wat nu heet Nieuw-Schoonebeek en was eigendom van de familie Hekman, die er haar naam a~n gaf. De Boo was vroeger een veestalling, die ver van de boerderij lag, zo ver, dat het bijna ondoenlijk was om er iedere dag heen en terug van te gaan naar de boerderij. Het zogenaamde jongvee werd geweid kilometers ver van de boerderij in drassige velden onder toezicht van de Booheer.

DEZE BOOHEER beschikte over een huis, waarin hij woonde en een stal voor het vee.

Hoewel van huis nauwelijks kon worden gesproken. Het bestond uit één kamer, waarin een open vuur kon worden aangelegd, er was een bedstede en er was uitzicht uit één raam.

De Booheer had de beschikking over een melkkoe voor eigen gebruik. Dat was in die dagen zeker geen weelde, want het gebeurde niet zelden, dat hij maanden niet terugkwam in de bewoonde wereld en daar eenzaam te midden van de trieste natuur leefde met de kudde jongvee.

DERGELIJKE BOO'S kwamen vroeger veel voor in Drente en in de nabijgelegen gebieden van Duitsland. Nu echter bestaat er nog één exemplaar van dit soort en dit is, dank zij de aankoop door de provincie, het eigendom geworden van het Provinciaal Museum. Zelfs in Duitsland beschikt men niet meer over een authentiek huis van dit soort.

ONDER DESKUNDIGE LEIDING

is de Boo in Nieuw-Schoonebeek helemaal uit elkaar genomen en zijn alle onderdelen genummerd. Die onderdelen liggen nu netjes opgeslagen te wachten tot men zal beginnen met de bouw van het te stichten openluchtmuseum. Daar zal ook deze Boo een plaatsje krijgen en als voorbeeld kunnen dienen om te laten zien hoe de veeherders er vroeger woonden. Een historisch eigendom van grote Waarde.

 

www.oud-schoonebeek.nl