Nieuwe Ned. Herv.Kerk

  

 

Nieuwe Hervormde kerk in Oud Schoonebeek, over genomen uit aantekeningen van A.Vrielink

 

 Nieuwe Hervormde Kerk te Oud-Schoonebeek

         

Op 4 Maart 1927 werd het bouwen van de kerk aanbesteed. Aannemers werden de heeren W.F.Jonker en Joh. Tienkamp te Nieuw-Amsterdam voor f 23892.-; de heer J. Koerts te Oud-Schoonebeek kreeg voor f 1895.- de opdracht voor het verrichten van het schilderwerk. Kort daarna werd, onder architectuur van den heer J.Boelens Kzn. te Assen met den bouw begonnen. De eerste steen werd gelegd op 20 Mei van dit jaar door de Kerkvoogden J.Vrielink.Az., A. Eising en E. Gijlers. En thans is het zeer eenvoudig uitgevoerde maar fraaie kerkgebouw, dat aan 500 per­sonen plaats biedt gereed. De Ned. Herv. Gemeente te Oud - Schoonebeek mag er trotsch op zijn. Het interieur is sober maar warm: veel en prettig licht valt door genuanceerd glas naar binnen. De centrale verwarming (een warmwaterverwarming met voetverwarming onder alle banken) is aangelegd door de firma Huygen en Geveke te Amersfoort. In het oude, misschien wel eeuwen oude kleine kerkgebouwtje, dat met zijn witte muren des zomers tusschen het bladerijke geboomte zulk een vriendelijken indruk maakte heeft Ds. J. P.Berkel Zondagavond den laatsten dienst geleid.

 

  

De oude kerk had 267 zitplaatsen

 

 

 Nieuwe Hervormde Kerk te Oud-Schoonebeek.

 

 Op Vrijdag de 20 Mei 1927 des namiddags werd de gedenksteen gelegd van de in aanbouw zijnde Herv. kerk. Omstreeks halfzes heette Ds. Berkel de aanwezige Kerkenraadsleden, architect, aannemers, opzichter, vele gemeenteleden en belangstellenden welkom en las daarna Ps. 100. Vervolgens werd een korte toespraak gehouden, waarin er op werd gewezen, dat de oude kerk veel te klein was voor de opkomst der gemeente en het daarom een oorzaak van blijdschap was, nu dit bedehuis ver­rijst, ‘t welk ruim, sterk en fraai beloofd te worden. Spreker zegt dat het genade en goedertierenheid van God is, dat dit gebouw er komen mag, waarin het Woord van God en den eenigen naam tot zaligheid, dien van Jezus Christus, zal worden verkondigd. Daarom zal dit huis den Heer zijn gewijd en willen wij Hem alleen daarvoor de eere geven.

Nadat Kerkvoogden en Notabelen dank werd gebracht voor de genomen be­slissing en medewerking tot den bouw werd door den president - kerkvoogd  den heer J.Vrielink de gedenksteen ingemetseld. Op dien steen staat in  reliëf gebeiteld:  “De eerste steen gelegd 20 Mei 1927. J.Vrielink, A.Eising en E.Gijlers kerkvoogden.  Thans sprak Ds. Berkel den wens uit dat de tekst 1 Kon. 8: 29 a in de oorkonde vermeld, vervuld mag worden. Volgens het bestek, aldus spreker, wordt de nieuwe kerk met hoogen toren een hecht, breed en ruim gebouw, doch hechter is het verbond Gods, hooger de hemel met zijn vaderhuis en  ruimer dat Vaderhuis met zijn vele wonin­gen. Na het uitspreken van den wensch dat de bouwlieden en allen die overigens bij dit werk bezig zijn, voor ongelukken mogen worden bewaard, eindigde Ds. Berkel deze plechtigheid met gebed. De oorkonde, gesloten in looden koker en op perkament gedrukt, die achter den gedenksteen zal worden ingemetseld luidt woordelijk als volgt:

 

"Den 20 sten Mei van het jaar onzes Heeren 1927 is de gedenksteen geplaatst in dit kerkgebouw. Reeds lang was het oude gebouw der Ned. Hervormde gemeente te klein voor de godsdienst oefeningen. Vele bespre­kingen en voorbereidingen hebben er toe geleid, dat den 13 den Augus­tus 1926 door kerkvoogden en notabelen definitief besloten werd een nieuw kerkgebouw te doen verrijzen. Tot architect werd benoemd de heer J. Boelens K.zn. te Assen. De aanbesteding had plaatst 4 Maart 1927.

Het bouwen van de kerk werd opgedragen aan de heeren Jonker en Tienkamp te Nieuw-Amsterdam en het glas en schilderwerk aan den heer J. Koerts te Schoonebeek. Als opzichter bij den bouw was de heer D.Brouwer uit Assen. De Ned. Herv. Gemeente te Schoonebeek draagt zelf de kosten, waarvan een derde dadelijk aan giften is geschonken.

Kerkvoogden: J. Vrielink, E. Gijlers, A. Eising.

Kerkenraad:   J.F. Berkel Hzn. predikant.

Notabelen:     H. Gijlers, A. Wesselink, L. Klaassen, J. Stokman, J. Lucas, H. Bosch.

Ouderlingen: G.J. Overman, H. Gijlers, H. Vrielink.

Diakenen:      G. Ellen, Joh. Wesselink, J. Schutten.

Dat Uwe oogen open zijn nacht en dag over dit huis, over deze plaats van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn. 1 Kon. 8: 29a.

 

 

 

Ingebruikneming van het Nieuwe Kerkgebouw te Oud. Schoonebeek.

 

Het was voor de Ned. Hervormde Gemeente van Schooneheek heden 14 den December 1927 een blijde dag; een dag, die niet licht zal worden ver­geten, maar lang in heugenis zal blijven.

Immers werd hedenmiddag het nieuw gestichte kerkgebouw in gebruik genomen. Reeds eenige uren tevoren was te bespeuren dat er iets bijzonders op til was. Ons overigens zoo rustig dorp werd verlevendigd door vele auto's  en wielrijders welke eersten "vrachtenvol" belangstellenden naar de op handen zijnde plechtigheid voerden.

En alhoewel deze eerst om 2 uur zou aanvangen, bevatte het kerk­gebouw om halféén reeds bezette plaatsen.

Als Ds. Berkel  om precies 2 uur de kansel beklimt, onderwijl de aanwezigen zingen de verzen 1 en 6 van Psalm 84 “Hoe lieflijk hoe vol heilgenot” en  “Want God de Heer zoo goed zoo mild” is er geen plaats meer onbezet, zijn de paden voorzien van banken doet de dienst denken, aan dien in het oude kerkgebouw, waarvan ook gewoonlijk de paden vol stonden met banken. Na uitspreken van votum en zegen wordt door Ds. Berkel de Apostolische Geloofsbelijdenis voorgelezen, waarna gezongen wordt Gez. 83:6 “Wil u ter eer, Steeds meer en meer, ‘t Geloof in ons versterken enz.”

Vervolgens richt Zijn Eerwaarde zich tot de diverse afgevaardigen van de Synode, van het Provinciaal Kerkbestuur, van het Classikaal Kerkbestuur, van het College van Toezicht, van de afvaardiging der Geref. Kerk te Oud - Schooneheek, tot den Heer Van Hoeve, oud predikant alhier en tot de gemeente. Wij zijn blij aldus spreker, dat velen gekomen zijn om zich met ons  te verheugen en het nieuwe kerkgebouw in gebruik te nemen. En dan past ons een woord van lof tot den Heer, onzen God die het met onze gemeente wel gemaakt heeft, zodat wij wel moeten juichen met den psalmist: “Niet ons niet ons o Heer maar Uwen Naam zij eer.” 

In het boek der Kronieken lezen we hoe de koning Asa het land op bevel des profeten, moet zuiveren van afgoden; alle afgodsbeelden moeten weg en in volle overgegevenheid des harten moet het volk alleen God dienen.

Zondagavond hebben we nagegaan, hoe God Zijn volk te dezer plaatse geleid heeft. Laat ons daarom, gelijk weleer het oude bondsvolk ten tijde van Koning Asa het verbond vernieuwen en alleen God gaan dienen met hart en ziel.

Thans nu we in den Adventstijd verkeeren, komt God des te dringender tot ons om de zaligheid te zoeken in het bloed van Jezus Christus Zijnen Zoon.

Dat ook dit gebouw dan alleen Hem gewijd zij, gewijd uitsluitend tot zijn eer en dat meer en meer hier Christus als Zaligmaker worde opgezocht.

Staande wordt nu aangehoord de voorlezing van Psalm 103 (onberijmd), waarna eveneens staande gezongen wordt Psalm 119: 65 “Hoe wonderbaar is uw getuigenis” enz.

Hierna laat de Chr. Gem. Zangvereniging dir. de heer G.J.Eisen (koelboer)zich hooren, welke op verdienstelijke wijze zingt eene Fantasie op Psalm 150. Ds. Berkel vervolgt thans zijn rede. Zijn Eer­waarde heeft als tekst gekozen Psalm 103:1 “Looft den Heere mijne ziel en al wat binnen in mij is Zijnen heiligen naam”. De geschiedenis van Oud - Israël aldus spreker, is een aaneenschakeling van een vallen in de zonde en ook telkens weer een uithelpen, door den Heere zijn God.

Gods goedertierenheid is zoo geweldig over Zijn volk als de hemel hoog is boven de aarde. Zijn hulp voor Zijn volk, als de hulp eens vaders voor zijn kind. En als dan de psalmist, die zich zelven gevoelt als een bloem van het veld, als gras, dat als de wind daarover gegaan is niet meer is. Als hij Gods weldaden ziet, dan jubelt hij het uit en ziet hij in al die weldaden reden om God  voor alles de Hem toekomende eere te geven en zegt hij tot zich zelve: “Looft den Heere mijn ziel”. Gemeente van Schoonebeek, op  dezen dag vloeit uw beker over van lof en dank.

Hoe kan het dan ook anders, dan dat ik u een lofpsalm op uw lippen legde en als zoodanig een tekst gekozen heb voor deze?  Het is voor ons allen een heerlijke, een blijde dag nu wij een nieuw kerkgebouw mogen inwijden, een kerkge­bouw keuriger en ruimer dan het oude.

   

Toen wij den eersten steen hier­van hebben gelegd, hebben we gebeden, dat Gods oogen open waren over dit huis, en heeft God niet wonderlijk over dit huis gewaakt? Herinnert ge u nog den morgen van de Jongsten dankdag, toen wij tot de ontdekking kwamen dat in de nieuwe kerk brand was uitgebroken? En nog altijd kan ik het niet anders zien, dan dat het een wonder Gods is, dat het vuur  13 uren lang heeft gesmeuld om eerst daarna in lichte laaie uit te slaan. Nu staan we gereed om het nieuwe kerkgebouw in gebruik te nemen.

Als ge u herinnert, wat ik u moest mededeelen in den dienst van Zondagmorgen, dan hebben we te­meer reden tot dankbaarheid. Ook Ds. Van Elven was tot deze plechtigheid uitgenoodigd en thans rust hij reeds op het kerkhof. Er is overvloed van dankenstof.

Thans zijn wij samen gekomen om de nieuwe kerk in gebruik te nemen; de nieuwe kerk, die voor ons moge zijn een Beth – El, een huis Gods. Zondagavond zijn wij samen geweest om de historie onzer gemeente na te gaan. In dit nieuwe bedehuis moet hetzelfde Evangelie verkondigd worden als in het oude. Ook door prediking in dit bedehuis komt God tot ons om zondaren in Zijnen Zoon Jezus Christus zalig te maken.

Hier zal het weer de plaats zijn waar men zal komen met zijn vreugde, met zijn droefheid en met zijn blijdschap; hier zal het weer de plaats zijn, waar de ouders hun kinderen ten doop zul­len houden, hier de plaats waar Christus dood in het midden zijner gemeente zal worden herdacht, hier de plaats waar de bruidegom en de bruid elkander trouw zullen beloven; hier de plaats waar ge zult uitspreken Jezus in uw leven te willen dienen.

Weer rust op de kansel dezelfde Bijbel, vernieuwd van uiterlijk, als op den ouden kansel, met dezelfde inhoud n.l. dat God Zijn eenig geboren Zoon gegeven heeft in deze wereld, opdat een ieder die in Hem geloofd niet verloren gaat in der eeuwigheid. Ook nu komt God tot ons nu, terwijl we voor de eerste maal in dit gebouw het Evangelie verkondigen.

En als we nu een blik in ons hart slaan, dan kan het niet anders of alle verwachtingen moeten in rook vervliegen. Och, we willen het nog wel erken­nen, dat we zooveel te kort komen, dat we zondaren zijn. Maar het beteekent dat we reddeloos verloren zijn. Indien Christus niet onze verlosser is. En juist om zondaren kwam Christus in de wereld. Christus wiens geboorte wij binnenkort hopen te herdenken, geboren als een kind in Bethlehems stal om onze schuld te dragen en voor ons aan het kruis te sterven. Inplaats van de straf voor onze zonde ontvangen we de verlossing en het eeuwige leven.

Van deze kansel mag dan ook niets anders gepredikt worden dan Jezus Christus en diens gekruisiging. Ik heb aldus spreker er op gestaan, dat het kruis als teeken der verzoening op onze kerk geplaatst zou worden en op de bekleeding van den kansel zijn Grieksche letters gegraveerd, welke de beteekenis hebben van: Christus alleen Koning. Als we weten wat Christus voor ons geweest is voelen we, dat de tekst van dezen middag wel moest zijn “Looft den Heere mijne ziel“. Daarom moeten we persoonlijk God loven. Met loven werd oorspronkelijk bedoeld een buigen en aanbidden. Eigen roem en lof is dus uitgesloten en we zien alles in het licht van Gods bestel. God schenkt ons vele zegeningen. Jaar op jaar hebben we het Evangeliewoord gehoord en telkens vallen we weer in de zonde.

En des niettegenstaande komt God ook telkens weer tot ons en biedt ons aan genezing voor onze doodelijke kwaal. Hij roept ons om Zijn kinderen te worden. Hij is gekomen om ons te redden tot in eeuwigheid, maar dan moet ons “Looft den Heere” ook omgezet worden in een daad en moeten we als een vernieuwde gemeente God zoeken met hart en ziel en alle krachten. Van Psalm 105 worden vervolgens gezongen de verzen 1 en het laatste vers resp. “Loof loof mijn ziel den Heer met alle krachten”. En “Looft looft den Heer, gij zijne legerscharen”.

Waarna spreker zich richt tot den oud Schoonebeeker predikant Ds Van Hoeve thans predikant te Dinter. (N-Br.)."Schoonebeek" aldus spreker vergeet niet licht Zijn dominees. Ook uw naam wordt nog met eere genoemd en ook uw werk zal zegen hebben gedragen. Ik zeg u hartelijk dank voor uw  sympathieke aanwezigheid en ben overtuigd, dat nog veel meer oud - predikanten van Schoonebeek zich zouden hebben opgemaakt om bij deze kerkinwijding tegenwoordig te zijn, indien dit niet in een betrekkelijk ongunstig jaargetijde zou hebben plaats gevonden. Van mijn collega's  Van Lelyveld, Leenmans en  Altena kwamen waardeerende brieven binnen, terwijl de heer J.A.L.Hovy te Wijk aan Zee en Duin telegrafisch zijn gelukwenschen heeft aangeboden.

 

Vertegenwoordiger van onze synode, we zijn blij dat ge bij deze gelegenheid hebt willen overkomen en ge nog zooveel belang stelt in de zoozeer achteraf lig­gende streken. De kerk is hier het middelpunt van ons dorpsleven en het doet ons goed, dat de Synode zich hierbij heeft laten vertegenwoordigen. Vertegenwoordigers van het Provinciaal Kerkbestuur. Ge hebt meer dan een ander de historie van dezen kerkbouw medegemaakt en wij zijn tot de conclusie gekomen dat het bouwen van een kerk nog niet zoo gemakkelijk gaat. Ik zeg u dank voor de bereidwillige hulp die ge altijd hebt betoond. Provinciaal College van Toezicht op de Kerkelijke goederen, vertegen-woordigd door u notaris Van Veen: het is ons aangenaam u als vertegenwoordiger te mogen be­groeten en dank te zeggen voor uwe belangstelling in dezen. Van de gelegen­heid wil ik gebruik maken u persoonlijk dank te brengen voor de wijze waarop gij de financiële aangelegenheden onzer nieuwe kerk hebt willen behartigen Vertegenwoordigers der classis Emmen collega’s Bakker en Riphagen: gij kent de gemeente van nabij. Wij zijn ook u dankbaar, dat ge in onze vreug­de hebt willen deelen. En waar kerkenraad en kerkvoogdij ten uwen opzichte fouten hebben gemaakt hebt ge ons dit niet ten kwade geduld, maar hebt ons geholpen waar ge kondt daarvoor onze hartelijke dank. Ouderlingen, diaken en kerkvoogden van naburige gemeenten: wij stellen uw tegenwoordigheid op hoogen prijs, evenals die der naburige evangelisatie vereenigingen.

Broeders, colle­ga’s ik dank u allen voor uw opkomst. De afstanden zijn hier in onze omgeving van dien aard dat ze niet bevorderlijk zijn aan den vriendschappelijken omgang. Het is voor ons aangenaam en bijzonder prettig voor mij, dat ge deze gelegen­heid hebt aangegrepen om getuige van onze vreugde te zijn. Broeders evangelisten ook uw aanwezigheid verheugt mij, het is al te vaak jammer genoeg maar het geval, dat tusschen predikanten en evangelisten een kloof bestaat wat echter als het goed is niet het geval behoord te zijn.

Onze Hervormde gemeen­te is ook verheugd, dat we ambtdragers der Gereformeerde Kerk alhier in ons midden te zien. Collega Bolt (vanaf 15 mrt 1925 te Schoonebeek overleden 26 dec.1927) en Kerkenraadsleden, ik spreek de hoop uit, dat onze verhouding immer moge blijven gelijk thans het geval is en dat we over de kerkmuren heen elkander kunnen zien als broeders en zusters in Jezus Christus. Allen die opgekomen zijt, danken we voor uw gewaardeerde belangstelling.

Inzonderheid wil ik me nog kortelijks tot mijn gemeente richten. Kerkenraadsleden, altijd hebben we met blijdschap dezen dag verwacht. Het is een verblijdend teeken als een kerkgebouw te klein is om de saamgestroomden te bevatten. Ik hoop dat ge steeds uw plicht zult vervullen om dit huis te maken tot een Beth - El en de gemeente op den weg des levens. Kerkvoogden: wij zeggen dank, dat ge het hebt aangedurfd tot stichting van het gebouw over te gaan. Gij hebt het gedaan omdat het niet anders kon, dat hebben we Zondag op Zondag gezien.

Wij zullen ons verblijden indien de samenwerking tusschen u en den kerkenraad zoo zal blijven als thans en wij elkander meer en meer leeren zien als broeders. Kerkenraad en kerkvoogden behooren bij elkaar en behooren niet gescheiden te worden. Er moet geen sprake zijn van broeders kerkenraadsleden en heeren kerkvoogden: neen allen moeten één zijn. Vertegenwoordigers der Evangelisatie vereeniging uit het Nieuw-Schoonebeekerveld: ge hebt een eigen klein gebouwtje maar toch behoord ge tot onze gemeente. Tusschen ons behoort con­tact te bestaan. Dit kerkgebouw is ook van u en als zodanig behoort gij het te beschouwen. Evangelist Van der Linde uit Schöningsdorff (Duitschland): ik betuig u mijn oprechten dank voor het vele werk, dat gij verricht in het evangelisatiegebouwtje in het Nieuw-Schoonebeekerveld.

Mijnheer Boelens, architect onzer kerk, de meening van veel Schoonebeekers is esthetisch niet even hoog en ik begin te gelooven dat gij gelijk krijgt. En dan bedoel ik dat niet in dien zin, dat allen blij zijn dat we juist zulk een gebouw gekregen hebben. Ik wil nog wijzen op het verschil tusschen u en ons wat de kleur der banken betreft; u was altijd van oordeel, dat men hoe vaker men haar ziet, men ook zou zeggen: “het valt mee”. Ook in dezen krijgt u gelijk, wat ik reeds meerdere malen heb mogen constateeren.

Heeren Jonker en Tienkamp en ons medelid  J. Koerts, we hebben alle reden om u dankbaar te zijn. Een kerkgebouw is niet de plaats om allerlei lof van menschen te bezingen. Ik wil u slechts een sober woord van dank brengen dus voor de manier en op de wijze waarop ge het op u genomen werk hebt uitge­voerd tot onze volle tevredenheid. Mede zeg ik u dank voor uw vriendschap­pelijken omgang.

 

Ook den heer Brouwer, opzichter bij de werkzaamheden betuig ik onzen dank voor alles wat hij in het belang der kerk heeft willen doen en voor den raad waarmee hij ons heeft willen bijstaan.

Wij zijn er­kentelijk allen, die bij de bouw zijn werkzaam geweest, zoo metselaar als timmerman, loodgieter en grondwerker, in één woord allen die het hunne er toe hebben bijgedragen tot verrijzing van dit gebouw.

Allen hebben zich onberispelijk gedragen en we zeggen hun daarvoor hartelijk dank. Ook de arbeider moet beseffen, dat zijn beroep is een goddelijk beroep en ik spreek de hoop uit, dat ook dezen arbeid daartoe heeft medegewerkt.

Broeder Schutten, koster voorlezer onzer kerk. Ge hebt tot onze volle tevredenheid de oude kerk schoongehouden, al was daardoor niet veel eer te behalen. Onvermoeid hebt ge echter uw taak vervuld. En ook thans hebt ge het uwe er toe bijgedragen, dat het tegenwoordige er keurig uitziet. Met liefde en opgewektheid doet ge altijd uw werk. Ik hoop, dat ge nog vele jaren met plezier uw werk in onze kerk zult vervallen.

Ook u gemeente wil ik dank betuigen voor uw medeleven in de kerkelijke aangelegenheden; herhaaldelijk hebt ge uw belangstelling bij den kerkbouw getoond. Als ge nu maar bedenkt, dat de kerk niet mag dienen tot eer van Schoonebeek, doch alleen tot Gods eer. Ik zeg u dank voor uwe gaven en giften, waardoor ge ons in staat hebt gesteld niet alleen dit gebouw maar ook dit gebouw zoo te doen verrijzen als thans het geval is. En dan denk ik aan de onderscheidene geschenken; De Chr. Jongelingsvereniging schonk ons een nieuwe Bijbel voor den voorlezer, de Chr. Jonge dochters vereeniging schonk een looper op den preekstoel. Ik denk aan hen die hebben geschonken de tafels in de consistorie, al is niet be­kend wie die gegeven heeft. Aan dat gemeentelid, dat een zilveren doop bek­ken ten geschenke heeft gegeven, aan de lichtkronen, aan de bekleeding van den kansel en aan hen, die welwillend tijdelijk hun huisorgel voor onze dien­sten hebben afgestaan. Vanaf dezen dag is dit bedehuis in gebruik genomen en we kunnen in dit gebouw hooren de verkondiging van Gods woord. De kerk moet het middelpunt zijn van het geestelijk leven. De deuren zullen des zon­dags wijd openstaan om u te noodigen tot de prediking van Gods woord, en ge zult niet luisteren naar wat wij u zeggen maar naar wat God u te zeggen heeft.

Gezamenlijk zullen we met de jeugd der gemeente de consistorie gebruiken voor catechisatielokaal; ook zal het andere jeugdwerk daar worden verricht.

Nimmer moeten we echter vergeten dat het Gods zegenend aangezicht is die ons al deze weldaden schenkt; nimmer moeten we vergeten dat we ook voortaan verplicht zijn God naar zijn woord te dienen en we moe­ten het uitjubelen met den psalmdichter als hij zingt:

Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan

Dien trouwen Heer voor zijn gena vergelden

k Zal bij den kelk des heils Zijn naam vermelden

En roepen Hem met blijd erkentnis aan.

Ik zal met vreugd in t huis des Heeren gaan

Om daar met lof uw grooten naam te danken

Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken

Elk hef met mij de lof des Heeren aan.

                      Hierna zong de zangvereeniging Psalm 138: 1 vers 3 het eerste gedeelte en vers 4 het laatste gedeelte. Ds Berkel bracht haar dank, dat zij zoo bereidwillig was geweest dezen middag zich ter beschikking van den kerkenraad te stellen.

Thans volgden de onderscheidene toespraken van diverse genoodigden.

De vertegenwoordiger der Synode zegt verblijd hier aanwezig te kunnen zijn en staat stil bij alles wat in de 300 jaar, dat de Hervormde Gemeente van Schoonebeek heeft bestaan de revue is gepasseerd. Velen zullen den afgeloopen Zondag, aldus spreker met weemoed in het hart afscheid hebben genomen van het oude kerkgebouw hetwelk spreker zich best kan voorstellen. Toch is er reden voor groote blijdschap nu een veel ruimer kerkgebouw in gebruik mocht worden genomen. Het is sprekers wensch dat in dit gebouw maar veel Gods naam wordt verheerlijkt. De Synode neemt gaarne kennis van den bloei der kerk en dientengevolge heeft ook zij haar vertegenwoordiger gezonden om thans aanwezig te zijn.

  

Van harte wenscht Spreker de gemeente van Schoonebeek met deze ingebruikneming geluk en bidt de gemeente Gods besten zegen toe, een zegen zoowel in haar kerkelijk als in haar persoonlijk leven.

Ook de afgevaardigde van het provinciaal kerkbestuur feliciteert de gemeente met den dag van heden. Het kerkbestuur weet goed onder welke omstandigheden dit gebouw is tot stand gekomen. Geen aanspraak werd gemaakt op fondsen van anderen; neen, de gemeente van Schoonebeek heeft een schoon voorbeeld gegeven voor anderen, door zelf den bouw te bekostigen. Spreker uit den wensch dat dit gebouw tot zegen der gemeente mag strekken en dat God haar ook verder in staat stelle de financiële gevolgen dezer stichting te dragen, opdat de kerk spoe­dig van alle lasten wordt bevrijd en zij niet op het nageslacht drukken. De afgevaardigde van het classikaal kerkbestuur zegt wel in herhaling te moe­ten vallen als hij de gemeente Schoonebeek hartelijk feliciteert met dit gebouw. Spreker zegt geen woorden van veel lof te willen uiten waarvoor de kerk, gelijk reeds eerder is opgemerkt, de plaats niet is. Het classikaal kerkbestuur is zeer zeker verblijd over de offervaardigheid van Schoonebeek om de kerk uit eigen middelen te stichten, maar spreker wil hen niet prijzen, omdat ze niet om bijstand wat het financiële betreft bij anderen hebben aangeklopt, maar spreker wil wijzen op Gods oneindige genade, dat hij ons menschen wil laten voelen voor zijn koninkrijk. Niet dat wij ons hierop moeten beroemen, neen, we moeten daarvoor dankbaar zijn. Alles moet ook in dezen bedoelen Gode de eer te geven. En als wij, aldus spreker, straks naar onze woningen zullen terugkeeren, zijn wij blij te kunnen zeggen: “En zij begonnen vroolijk te zijn“. Elk getrouw kerkganger kent dit woord en weet ook, dat dit woord alle verkeerde vroolijkheid uitsluit, die zou worden gevonden, indien we vroolijker waren over de kerk dan over den Heer der kerk. God geve u de ware vreugde te ervaren en te smaken dat Hij goed is.

Namens alle evangelisten spreekt de heer Braak - Hekke die zegt: met Schoonebeeks gemeente verblijd te zijn door het bezit van zulk een kerkgebouw. Voor ongeveer 2 jaar, aldus spreker, heeft men mij verteld, dat Schoonebeek zoo ongeveer geheel onder water stond en diezelfde persoon, die mij dat vertelde, voegde er aan toe, dat de Schoonebeekers wat waterafvoer betreft, niet accuraat genoeg waren. Toen heb ik gezegd, aldus spreker, als Schoonebeek onder water staat dan moet men het dorp niet langer noemen Schoonebeek maar Waterbeek. Wat echter de bouw van deze kerk betreft moet ik zeggen, dat Schoonebeek zeer accuraat is. Ik be­doel dit niet als lof, maar alleen als constateering van een waarheid. Ook dat Schoonebeeks gemeente dit van eigen middelen heeft gedaan stemt mij tot blijdschap. Als Barger - Compascuum over eenigen tijd tot den bouw wenscht over te gaan, houdt zij zich bij voorbaat verzekerd van den steun van diverse auto­riteiten, want men gelieve te bedenken, dat Schoonebeek reeds 300, en Barger-Compescuum nog maar 30 jaar bestaat. Bij inwijding stel ik mij dan voor, komt gij dan met twee auto’s vol, wij konden het met één af, Het zal ons niet zoo glad zitten om alles uit eigen middelen te bekostigen, alhoewel wij tegen dien tijd een bedrag van rond f 10000. - bijeen hopen te hebben. Spreker wijst aan het slot nog op den Eenigen Naam, welke onder den hemel gegeven is, door welken wij moeten zalig worden, als het hoogste belang.

Namens de predikanten spreekt Ds. de Vries van Nieuw-Amsterdam. Spreker verheugt zich met de gemeente en is van oordeel niets beters te kunnen wenschen, dan dat het gebouw spoedig geheel en in alle hoeken gevuld wordt. Waar zal beter spijze te vinden zijn, aldus spreker, dan onder dit getuigenis? Allen die be­droefd zijn, zullen hier troost kunnen ontvangen. Het doet spreker goed dat hij gedurig merkt dat er leven is in de Ned. Hervormde Kerk; het maakt spreker gelukkig dat hij ziet dat de N.H.Kerk nog groeit en bloeit.

Namens de Gereformeerde Kerk van Schoonebeek voert Ds. Bolt het woord. “Bij alle gescheiden zijn op kerkelijk erf, wat ik van harte betreur, doch elke verscheidenheid de Gereformeerde kerken als een van God gewilde noodzakelijk­heid beschouwen, waarom haar verantwoordelijkheid dan ook volledig aanvaard wordt, heeft de kerkenraad der Geref. Kerk zich hartelijk verblijd, hier aan­wezig te kunnen zijn. Ik zeg u voor uw vriendelijke uitnoodiging onzen welgemeenden dank en het verheugt mij, dat ik in de gelegenheid ben, tot dit volk het woord te richten. Het is voor u inzonderheid een dag van Blijdschap in den Heere. Niet het woord van Nebucadnezer  “is dit niet het Babel dat ik gebouwd heb”, wordt vandaag gehoord, maar een danktoon tot den Almachtige, wie voor al zijn weldaden eer wordt bewezen. Met Izaäk kunt gij het uitroepen: Rehoboth wil zijn gewassen in dit land.

Ge hebt het oude kerkgebouw verlaten en het nieuwe betrokken. Veel hebt ge achtergelaten, maar één ding hebt ge meegenomen, nl. Gods woord. En waar dat woord opgeslagen ligt, zoodat aller oogen op dat woord gericht zijn, is het mijn wensch en bede, dat dat Woord u tot Leidsman in dit leven moge strekken tot bron van troost in velerlei moeilijke omstandigheden. Gemeente, wil u laven meer en meer aan deze fontein des levens. Collega Berkel het is mijn bede, dat ge bij den voortduur de kracht bij al uw werk dat geschiedt, zoekt bij Hem, die zulks wil Schenken. Dat dit gebouw een Godsgebouw moge zijn, waarin uitsluitend van den Heere moge worden getuigd. En geve God, dat tegen uw gemeente gezegd kan worden met de woorden van den apostel Paulus: “Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij”. Hij wil in de zielen van zijn volk komen wonen en werken met woord en geest en wil zich eene gemeente vormen, die oprijst naar den hemel. Het is mijn hoop en bede dat zulk een levend kerkgebouw in dit huis moge worden gevonden.

Ds. Berkel dankt vervolgens allen voor het gesprokene.

Hierna beklimt oud-predikant Ds. Van Hoeve, nevens Ds. Berkel den kansel en zegt ongeveer het volgende: Op een Zondag in October 1901 noodigde ik na een Godsdienstoefening Schoonebeeks kerkenraad en kerkvoogden uit den volgenden avond bij mij op be­zoek te komen. Dit was iets bijzonders en als reden werd vastgesteld, dat het wel over een nieuwe kerk zou zijn, dat de dominee hen uitnoodigde. De avond brak aan en de genoodigden kwamen en namen plaats. Toen ze gezeten wa­ren sprak ik tot hen en zeide: “Broeders ik ga u verlaten; ik vertrek naar Indië”. Niemand der aanwezigen sprak een woord, totdat eindelijk een der kerkvoogden, ik meen dat het wijlen kerkvoogd Jansen was kort en bondig zei:”Als u blijft dominee, krijgt u een nieuwe kerk”. Dit was van harte gemeend en sprak voor mij veel meer dan vele woorden van dank. Ik ben naar Indië gegaan en de kerk is thans verrezen. En als ik u nu vergaderd zie is mijn hart met dank vervuld. Vele boomen stonden eertijds op de plaats waar nu de kerk verrezen is; alleen het putje, met altijd goed water, is nog aanwezig. Een goede put is altijd een buitengewone zegen. Deze put is nimmer droog geweest. En toen mijn vrouw en ik zoopas aankwamen was onze eerste gang naar die put. Als ik aan die put denk, dacht ik aan David als hem dorste naar een dronk water uit Bethlehems bronput. En toen David daaruit water bekomen had, wilde hij het niet drinken, maar goot het uit als een offer aan God.

Alle Schoonebeekers hebben een put en hebben thans geofferd aan hun God in den vorm van de gave die zij voor dit gebouw hebben gegeven. Collega Berkel ik zeg u dank, dat ik op den kansel staande, dit volk moet toespreken, spre­ken van het Evangelie Gods. Mijn hart is met grooten dank vervuld. Heden avond gaan we, mijn vrouw en ik reeds weer vertrekken. En het is dan ook me­de namens haar, dat ik u gemeente van Schoonebeek, wil toeroepen: "Waakt, bidt en strijdt". Ds. Berkel brengt ook ds. Van Hoeve dank voor zijn harte­lijke woorden en spreekt den wensch uit, dat deze vanaf dezen kansel de ge­meente des Zondags nog eens moge voorgaan in den dienst des Woords.

Vervolgens wordt gezongen Gezang 2: 3 ”Geloofd zij ‘s Vaders eenge Zoon”enz. waarna Ds.Berkel in gebed voorgaat. Na het zingen van Psalm 72:11

Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen

Men loof Hem vroeg en spa!

De wereld hoor en volg mijn zangen

Met Amen, Amen na!

Hierna spreekt Ds Berkel de zegen uit en verlaten de aanwezigen het kerkgebouw.

Den genoodigden werd hierna in de Consistorie thee aangeboden

                                  

 

De Oude Hervormde Kerk te Schoonebeek is in de maand Mei van het jaar 1951 afgebroken, de beide steenen boven de ingang van de torendeur vermeldende de jaartallen 1681 en 1833 zijn hierbij verloren gegaan. (zie laatste dienst oude kerk.)  Op de graf zerken in genoemde kerk las men het volgende:

                1 In Anno 1656 en ------/ in den Here ------/Dnvsei......./

                   geboren ------/1 Drn(?)-----/it-....../-

2 Randschrift: Aano 1658 den 3/ Juli is in den Heeren gerust-------k     / kikis (?)

                   Betrefende vermoedelijk Ds. Bernhardus Gerardus Wangerpool. vlg. Landdag R.enE. 11-5-1651 emeritus als blind en meer dan 90 jaar overl. 3 Juli 1656 en Ds. Johannus Gerdinck overl. 3 Juli 1658, vgl. Romeyn t.a.p., bl. 298 Zerken voor de preekstoel.

3 Randschrift:---/ 1577 die 15/ Mensis Aprilis (?)--- (Ho)norabilis Dominvs-- Midden:----lesia--anq. a-tatis/95/----iv-----

Vermoedelijk een fragment van een priesterzerk, het ligt bij de ingang kleine deur noordmuur.

 

Alle 3 zerken zijn bij de afbraak der kerk opgeruimd.

 

Op de klokken(overgebracht uit de oude kerk) en eigendom van de Hervormde gemeente te Schoonebeek leest men:

 

  • Randschrift: Ihesus Es Minen Name Int Iaer MCCCCCIII

Onder het opschrift een medaillon met de afbeelding van het Christuskind en aan de andere zijde liet wapen van Mechelen.

(Volg Mr. P.C. BLOYS van Treslong Prins en Mr. J. Belonje Genealogische en Heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der prov. Noord-Holland. III, Utrecht 1929 bldz, 246. De klok zal zijn gegoten door Peter Waghevens te Mechelen. (In de volksmond de kleine klok genoemd.)

 

2    Os mihi semper hians et pendens ferrea lingva est vox nvlla est nisi prodita verberibus V.D.M. /Jacobus Hardeberg in dee tit pastor tot Schoonebeeck-/ Titti Goosens me Fudit monso Anno 1707. (in de volksmond grote klok genoemd.)

 

Op 16 Februari 1943  werden de beide klokken uit de toren door de Duitse bezetting weggehaald. Op 24 Juni 1943 werd de oudste, de kleine klok dus, door de Duitsers weer teruggebracht. Later is weer een nieuwe klok bijgekocht. Op deze klok werkt

o.a. het uurwerk. Deze nieuwe klok heeft tot opschrift:

“Zo gij mijn stem dan heden hoort,

gelooft Gods heil en troostrijk woord”

Voorts op de andere zijde van de mantel:

Predikant:        S .Euverman k

Kerkvoogden: R. Wesselink, Azn.

  1. Gommer Jzn.
  2. H. Holties Jzn.

Rond de top van de mantel, waar deze het smalst is:

 firma Gebr. van Bergen te Midwolda (me facit Al) 1950

 

 

 

www.oud-schoonebeek.nl